Onderzoek naar symbolen

→ Kies in totaal drie symbolen uit de onderstaande lijst. Naar deze symbolen ga je verder onderzoek doen. Zorg ervoor dat je kiest voor symbolen uit verschillende tradities. Je mag ook zelf een symbool aandragen. Overleg dan eerst even met mevrouw Rebel.

 

  1. Menorah (jodendom)
  2. Lotusbloem (boeddhisme)
  3. Ohm-teken (hindoeïsme en boeddhisme)
  4. Ankh (oud-Egyptische religie)
  5. Dharmachakra (boeddhisme)
  6. Yin en yang (taoïsme)
  7. Taoïstische Bagua (taoïsme)
  8. Sikh Khanda (sikhisme)
  9. Swastika (verschillende religies, waaronder hindoeïsme en boeddhisme, met verschillende betekenissen)
  10. Eye of Horus (oud-Egyptische religie)
  11. Vredesduif (verschillende religies en seculiere symboliek)
  12. De ster van David (jodendom)
  13. Ichthus (christendom)
  14. Yin-yang-draken (taoïsme)
  15. Hamsa-hand, chamsa (verschillende religies, waaronder het jodendom en de islam)
  16. Labyrint (verschillende religies en spirituele praktijken)
  17. Vajra (boeddhisme en hindoeïsme)
  18. Keltisch kruis (Keltische spiritualiteit)
  19. De Gouden Ster (Baha'i-geloof)
  20. Vesica piscis (christendom en esoterische tradities)
  21. De Samsara-cirkel (boeddhisme)
  22. De pentagram (verschillende spirituele en mystieke tradities)
  23. De Caduceus (Griekse mythologie en esoterische tradities)
  24. De godinnentriplett (verschillende neopaganistische tradities)
Geef in je pages-verslag antwoord op de volgende vragen:

Algemeen
1. Wat weet je al over deze symbolen? Of welke verwachtingen heb je over wat ze betekenen? Beantwoord deze vraag zonder te googelen naar de symbolen.
2. Waarom heb je deze symbolen gekozen?

Per symbool
3. Beschrijf per symbool in ongeveer 200 woorden wat de betekenis is, welke geschiedenis het symbool kent, in welke context(en) dit symbool wordt gebruikt en op welke manier(en) dit gebeurt. Baseer je antwoord op minimaal 2 bronnen. Geef een specifieke bronvermelding. Tip! Gebruik ook engelse zoektermen en bronnen: dit vergroot je vindkansen.

Vergelijking
4. Geef een schematische vergelijking van je gekozen symbolen. Geef daarin aan welke overeenkomsten en verschillen jij tussen de symbolen herkent. Besteed daarbij vooral aandacht aan de betekenis van de symbolen, de vorm, het gebruik, en hun historische evolutie.