Het grootste probleem bij de verwerking van vezelversterkte thermoplasten is de plooivorming die optreedt tijdens het persen. Vooral bij hoeken en diepe vervormingen dient het probleem zich aan. En een plooi betekent: een zwakke plek.
Dit is te vergelijken met een touwtje. Een slap touwtje is minder sterk dan een strak gespannen touwtje. Als je aan zo'n slap touwtje trekt, duurt het even voor het zijn sterkte vindt. Daarom moeten alle vezels in een onderdeel het liefst zo strak mogelijk geordend zijn, zonder plooien.
Volgens het in Enschede gevestigde onderzoekscentrum TPRC is plooivorming te voorkomen door de vezellagen ten opzichte van elkaar te verschuiven. Door ze net even anders te groeperen, worden de krachten tijdens het vervormingsproces anders verdeeld. Er ontstaan dan geen plooien en dus geen zwakke plekken. Het goed leggen van de vezelfs kun je ontdekken door trial-and-error, ofwel met vallen en opstaan. Maar dat is een erg kostbare oplossing. Stel dat je een dure mal hebt gemaakt en dan blijkt tijdens de productie dat er toch fouten optreden. Dan kan die mal, die zomaar tienduizenden euro's kost, bij het grofvuil. Een andere manier om te ontdekken of de vezels goed liggen, is met coomputer simulaties. Daarmee kan het gedrag van materialen worden voorspeld. De software die is ontwikkeld voor het voorspellen van het gedrag van metaal, is helaas ongeschikt voor kunststoffen. Aan de Universteit Twente is de afgelopen jaren software ontwikkeld die het materiaalgedrag beter kan voorspellen. Hierdoor kan vooraf worden berekend waar zich mogelijk problemen in het productieproces zullen aandienen.