Opdracht 1
Hiernaast staat een aantal moleculen bij elkaar afgebeeld.
a. Leg uit of hier een zuivere stof of een mengsel is afgebeeld.
b. Hoeveel moleculen zijn in de tekening afgebeeld? En hoeveel atomen?
c. Hoeveel moleculen van welke ontleedbare stof(fen) zijn afgebeeld?
d. Hoeveel moleculen van welke niet-ontleedbare stof(fen) zijn afgebeeld?
Opdracht 2
Hoeveel atomen en van welke soort zijn aanwezig in de moleculen van de volgende stoffen?
a. salpeterzuur, HNO3
b. suiker, C12H22O11
Opdracht 3
Hoeveel atomen en van welke soort staan vermeld in de volgende aanduidingen?
a. 6 CO2(g)
b. 12 Al2O3(s)
Opdracht 4
Bekijk de molecuultekening en leid hieruit de molecuulformule af.
a. b.
Opdracht 5
Geef de formules van de volgende niet-ontleedbare stoffen. Denk om de fase-aanduidingen
a ijzer (constructiemateriaal)
b. helium (wordt gebruikt om ballonnen te vullen)
c. vloeibaar stikstof (kan gebruikt worden om wratten mee ‘weg te branden’)
d nikkel (bestanddeel van munten)
e uraan (‘brandstof’ voor kerncentrales)
Opdracht 6
Geef de namen van de volgende stoffen.
a. MgO(s)
b.CO2(g)
c. NaCI(s)
d. CaS(s)
e. N2O5(s)
f. AgBr(s)
Opdracht 7
Geef de formules van de volgende stoffen.
a. het gas distikstoftetraoxide
b. de vaste stof difosforpentaoxide
c. het gas zwaveltrioxide
d. de vloeistof koolstofdisulfide
Opdracht 8
a. Leg aan de hand van de formules van koolstofdioxide en koolstofmonooxide uit wat het verschil tussen deze twee gassen is.
b. Waarom wordt bij koolstofmonooxide het telwoord 'mono' bij zuurstof niet en bij koolstof wel weggelaten?
Opdracht 9
Maak een molecuultekening van de volgende moleculen.
a. ammoniak
b. propaan
c. zwaveldioxide