Molecuulformules

Je kunt een atoom voorstellen als een bolletje. Vaak teken je dan het symbool in het bolletje of je geeft de bolletjes een kleur. Een zwart bolletje staat vaak voor een koolstofatoom, een rood bolletje is vaak een zuurstof atoom.

Een molecuul is een groepje bij elkaar horende atomen. Je kan een molecuul dus tekenen als een groepje bolletjes.

Zo'n tekening is een molecuultekening.

Je kunt een molecuul ook weergeven met een molecuulformule. Je ziet in het bovenstaande plaatje de formules links van de molecuultekeningen.

Het molecuul water kun je als volgt tekenen

Het molecuul bestaat uit 1 zuurstofatoom en 2 waterstofatomen. De formule wordt dus H2 O.

Het aantal atomen geef je aan met de index, in dit geval dus 2. Je mag de index niet veranderen, je krijgt dan een andere stof.

Het aantal moleculen geef je aan met de coefficient. Dus 2H2O  betekent: Er zijn 2 moleculen water, die bestaan uit 2 atomen waterstsof en 1 atoomzuurstof. De index is een subscript, hangt dus onder de streep.

De stof water geef je dus aan als H2O (l). Het gas koolstofdioxide geef je aan als CO2 (g). Vaak geef je ook aan in welke fase de stoffen zijn. 

Niet ontleedbare stoffen hebben maar 1 soort atomen. Het metaal koper schrijf je als Cu (s). Het gas Neon is Ne (g).

 

 

 

Er zijn 7 niet ontleedbare stoffen die moleculen hebben bestaande uit 2 dezelfde atomen.

Die 7 stoffen moet je kennen. Er zijn verschillende ezelsbruggetjes om deze 7 stoffen te onthouden. Ik gebruik (F)loortje (Cl)iedert (Br)uine (I)nkt (O)p (H)aar (N)eus. 

  element

formule

  waterstof

  H₂ (g)

  stikstof

  N₂ (g)

  zuurstof

  O₂ (g)

  fluor

  F₂ (g)

  chloor

  Cl₂ (g)

  broom

  Br₂ (l)

  jood

  I₂ (s)

 

 

 

 

Bij ontleedbare stoffen die uit 2 elementen zijn opgebouwd, stel je de naam vaak op een systematische manier op.

Het 2e element krijgt de uitgang -ide

symbool

naam

voorbeeld

molecuulformule

O

…….oxide

koperoxide

CuO (s)

F

……..fluoride

natriumfluoride

NaF (s)

Cl

……..chloride

kaliumchloride

KCl (s)

I

…….jodide

kaliumjodide

KI (s)

S

…….sulfide

tinsulfide

SnS (s)

Br

………bromide

natriumbromide

NaBr (s)

 

Bij systematische namen maak je gebruik van Griekse telwoorden.

1 = mono

2 = di

3 = tri

4 =  tetra

5 = penta

6 = hexa

CO2  is koolstofdioxide, CO is koolstofmono-oxide.

P2O5 noem je difosforpentaoxide, PCl3  is fosfortrichloride en N2O4 noem je distikstoftetra-oxide.

 

 

De formules van de stoffen in onderstaande tabel moet je kennen.

naam

formule

Water

H₂O (l)

Methaan

CH₄ (g)

Propaan

C₃H₈ (g)

Butaan

C₄H10  (g)

Ammoniak

NH₃ (g)

Glucose

C₆H12O₆ (s)