Leerdoelen

Deze deelvaardigheid is uitgebreid. Dat komt omdat we 4 grammaticale tijden zullen bespreken. De present simple, past simple, present continuous en de present perfect. Deze tijden worden behandeld omdat deze het meest gebruikt worden in de Engelse taal. We gaan alles behandelen van deze tijden maar ook hoe ze vaak door elkaar gehaald worden. 

 

De student kent de regels van de Present Simple.

De student kent de regels van de Present Continuous.

De student kent de regels van de Present Perfect.

De student kent de regels van de Past Simple.

 

De student weet hoe de Present Simple wordt gevormd.

De student weet hoe de Present Continuous wordt gevormd.

De student weet hoe de Present Perfect wordt gevormd.

De student weet hoe de Past Simple wordt gevormd.

 

De student herkent de signaalwoorden voor de Present Simple.

De student herkent de signaalwoorden voor de Present Continuous.

De student herkent de signaalwoorden voor de Present Perfect.

De student herkent de signaalwoorden voor de Past Simple.

 

De student weet het verschil tussen de Present Simple en de Present Continuous.

De student weet het verschil tussen de Present Perfect en de Past Simple.