Stap 3: Theorie

Bij scheikunde bestudeer je stoffen en hun eigenschappen.
Verschillende stoffen, hebben verschillende eigenschappen.

Stofeigenschappen

zijn eigenschappen waar je een stof aan kunt herkennen, zoals:

Materiaalgroepen

zijn materialen met overeenkomstige eigenschappen.
Twee materiaalgroepen zijn:

Metalen Metalen voorwerpen glanzen meestal en zijn goede geleiders van warmte en elektriciteit. Veel metalen kun je magnetisch maken. Metalen hebben meestal een hoog smeltpunt. Voorwerpen die van een metaal gemaakt zijn kun je meestal verbuigen of indeuken, maar zullen niet snel breken. Voorbeelden van metalen zijn ijzer, nikkel, aluminium, koper, etc. Al deze metalen hebben een gemeenschappelijk set stofeigenschappen.
Bijboorbeeld hout is geen metaal, want het heeft deze stofeigenschappen niet.
Kunststoffen Een kunststof is een stof die niet in de natuur voorkomt. Voorbeelden van kunststoffen zijn plastic, nylon, teflon, keflar.
Voordelen van plastics zijn onder andere dat ze sterk, makkelijk te bewerken en goedkoop zijn. Nadelen van plastics zijn dat het veel energie kost om ze te maken en dat ze niet meer afbreekbaar zijn in de natuur. De grondstof voor plastic is aardolie.


Voor de meeste stoffen geldt dat je geen beschermende maatregelen hoeft te nemen als je met de stof werkt.
Sommige producten kunnen wel gevaarlijk zijn.
Op de verpakkingen van die gevaarlijke stoffen staat dan een gevarensymbool.

Gevarensymbolen

Hieronder zie je een aantal voorbeelden van gevarensymbolen: