Ma 2-12 Vrij 6-12

Wat te doen deze week?

  1. Je maakt de Grammatik Opdrachten in het werkboek.
  2. Je maakt schrijfopdracht 2.
  3. Je maakt oefentoets 1a in woots.nl.
  4. In de vaste BLoX  op woensdag gaan we lezen.

Opdrachten

Grammatik

Je gaat aan de slag met de sterke werkwoorden.

In het vorige blok heb je al de zwakke werkwoorden herhaald en ook de regels voor de sterke werkwoorden gehoord.

Wat was ook alweer het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden in het Nederlands? Juist, de sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd. Als hoofdregel hanteren we: sterk werkwoord in het Nederlands = sterk werkwoord in het Duits.

 

Bij een a in de stam wordt ä bij du/er/sie/es:

voorbeeld: laufen [= lopen, rennen]  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

laufe
läufst
läuft
laufen
lauft
laufen

ik loop
jij loopt
hij/zij/het loopt
wij lopen
jullie lopen
zij lopen / u loopt

 

… als de stam eindigt op een -d, of -t wordt de vorm dan toch zo kort mogelijk:

voorbeeld: raten [= raden, aanraden]  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

rate
rätst
rät
raten
ratet
raten

ik raad
jij raadt
hij/zij/het raadt
wij raden
jullie raden
zij raden / u raadt

 

lange e wordt ie:
als de e in de stam lang uitgesproken wordt (zoals in lesen) dan verandert deze bij du/er/sie/es in een ie:

voorbeeld: lesen [= lezen]  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

lese
liest
liest
lesen
lest
lesen

ik lees
jij leest
hij/zij/het leest
wij lezen
jullie lezen
zij lezen / u leest

 

korte e wordt korte i:
als de e in de stam kort uitgesproken wordt (zoals in sprechen) dan verandert deze bij du/er/sie/es in een i:

voorbeeld: sprechen [= spreken]  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

spreche
sprichst
spricht
sprechen
sprecht
sprechen

ik spreek
jij spreekt
hij/zij/het spreekt
wij spreken
jullie spreken
zij spreken / u spreekt

 

Maak in het werkboekje Schrijfvaardigheid + grammatica de opdrachten 1 + 2 onder het kopje Sterke werkwoorden. Heb je meer oefening nodig? Maak dan deze opdracht  sterke werkwoorden meerkeuze opdracht.

Schreiben 2

Situatie: Je loopt stage bij een bedrijf en er worden gasten van de Duitse filiaal verwacht. Jouw baas weet dat je Duits op school leert en vraagt jou om deze mensen te ontvangen omdat hij pas later op de dag tijd heeft. Vooraf stel je je al kort voor aan de Duitse gasten.

Opdracht: Schrijf een kort berichtje in het Duits dat vooraf aan de gasten gestuurd kan worden. Stel jezelf in dit bericht voor en vertel wie je bent, wat je kunt en wat je hier doet. Gebruik minimaal 60 woorden. Verwerk onderstaande punten:

Eisen: Let erop dat je aan de onderstaande eisen voldoet:

Kijk voor een voorbeeldbrief en de vaste aanhef/afsluiting bij vorige week.

Hören

Je gaat deze week de eerste oefentoets maken. Log in op woots.nl en maak oefentoets 1a. Je hebt genoeg tijd om tussendoor rustig de vragen te lezen of fragmenten een tweede keer te luisteren. Je kan de toets twee keer maken en inleveren. Achteraf kun je zelf direct je score inzien.

 

Lesen "Fette Ferien"

We lezen samen hoofdstuk 3. Gebruik de woordenlijst en maak tijdens en na het lezen aantekeningen over de personen, die we leren kennen. Je tekening van de persoon kan je ook helpen om een beeld te krijgen hoe je je deze personen voorstelt.