2.6.2 Anatomie en Fysiologie spieren

Botten en botverbindingen kunnen alleen bewegen wanneer er spieren aan vastzitten. Dit zijn spieren die uit dwarsgestreept spierweefsel bestaan. Zij worden bestuurd door het willekeurige (animale) zenuwstelsel en worden daarom willekeurige spieren genoemd. Het menselijk lichaam heeft zo'n 700 willekeurige spieren, waarvan de meeste met botten verbonden zijn. Er zijn ook dwarsgestreepte spieren die niet aan skeletdelen vast zitten, zoals de mimische spieren van het gezicht de tongspier en de middenrifspieren.

Skelet spieren hebben vijf functies;

  1. bewegen van lichaamsdelen
  2. handhaving van de lichaamshouding
  3. ondersteuning van lichaamsholten
  4. bescherming van inwendige organen
  5. warmte productie

 

Hieronder zie je de schematische bouw van een skeletspier. De spier zit aan het bot vast met een pees. Dat noem je de aanhechtingsplaats. Pezen zijn heel sterk omdat ze het bot moeten kunnen meetrekken als de spier beweegt. Om de hele spier zit een laag bindweefsel, dat heet de spierschede . Een spier is opgebouwd uit spierbundels. Om die  spierbundels heen zit weer bindweefsel. Spierbundels bestaan uit spiervezels. Spiervezels bestaan uit heel veel spiercellen. Daarom zie je veel celkernen.

Bestand:Spierschema.svg

 

 

Werking van de spier:

Spieren kunnen samentrekken. Pezen kunnen niet samentrekken. Omdat een spier met een pees vastzit aan een bot, trekt de spier het bot mee wanneer het samentrekt.

Dat samentrekken gaat zo:

  1. Eerst geven de zenuwcellen een signaal door aan de spiercellen.
  2. De spiervezels trekken samen.
  3. De hele spier wordt korter en dikker
  4. De spier trekt aan de pezen
  5. De pezen trekken aan de botten
  6. De botten bewegen naar elkaar toe

Het samentrekken van spieren kost energie. Wanneer er veel spiervezels samentrekken, kost dat ook veel energie.

 

Elke beweging heeft een tegengestelde beweging. Zo is buigen de tegen beweging van strekken. Maar een spier kan maar een soort beweging tot stand brengen. De biceps bijvoorbeeld buigt je arm; het is de flexor (buigspier). De extensor (strekspier) van je arm is de triceps aan de achterkant van je humerus. Spieren die een tegegesteld effect op een beweging hebben, heten antagonisten. De biceps is dus een antagonist van de triceps (en andersom). Bij vrijwel elke beweging van het skelet is sprake van spierantagonisme: wanneer de ene spier samentrekt zal de bijbehorende antagonist ontspannen. Er zijn ook spieren of spiergroepen die bij contractie hetzelfde effect veroorzaken; ze versterken elkaar. Deze spieren noem je synergisten.