Quest taalkunde - Column schrijven
Praten jongens meer dan meisjes? Wanneer is taal ontstaan? Bestond er vroeger ook al straattaal? Wat is dyslexie? Dit soort vragen stel jij misschien ook wel eens. Taalkundigen bestuderen deze vragen ook en hebben allerlei interessante antwoorden gevonden. Op sommige vragen vind jij misschien ook wel een of meer antwoorden.
In deze periode doe je een mini-onderzoek, dit is een eigen quest over een taalkundig onderwerp. Taalkunde omvat verschillende onderzoeksgebieden over taal. Je kunt denken aan taalvariatie (groepstaal, streektaal, straattaal), de verandering van taal (‘u of jij?’), communicatie en de sociale rol van taal (pragmatiek). Verderop vind je daar meer over, zodat je een keuze kunt maken voor jouw onderzoekje.
Het onderzoeken van taal en hoe mensen taal gebruiken valt onder de alfa- en gammawetenschap. Je ontwikkelt met deze opdracht vaardigheden die je later tijdens studie of werk ook nodig hebt.
Voor je onderzoek verdiep je je in artikelen die je over jouw gekozen onderwerp gaan. Die artikelen vind je via Blink, de bronnenlijst in deze wikiwijs. Je mag natuurlijk ook zelf met bronnen komen. Zorg ervoor dat jouw gebruikte artikelen altijd zijn goedgekeurd door je vakcoach, voordat je verder gaat met je onderzoek.
SE1
Je werkt hiermee toe naar het eindproduct, een aantrekkelijk geschreven column, waarin je jezelf een vraag stelt over jouw onderwerp, dit onderzoekt en waarin je uiteindelijk een conclusie trekt. Tijdens de toetsweek heb je hiervoor een schrijfzitting, waarin je je column schrijft. Je mag hierbij je eerdere aantekeningen gebruiken.
Doorloop de stappen in de ROUTEPLANNER zorgvuldig. Het menu hiernaast gebruik je voor inspiratie en als extra hulpmiddel.
Je werkt met deze opdracht onder meer aan de volgende leerdoelen Schrijfvaardigheid 3F:
- Ik kan uiteenzettende, beschouwende en betogende teksten schrijven;
- Ik kan op basis van een hoofdvraag een verslag, werkstuk of artikel schrijven, waarbij een stelling wordt uitgewerkt met argumenten;
- Ook kan ik daarbij argumenten voor of tegen deze stelling verwoorden en kan ik de voor- en nadelen van verschillende keuzes uitleggen;
- Ik kan informatie uit verschillende bronnen in één tekst samenvoegen tot een samenhangend geheel.