Werkwoorden geven aan wat iemand of iets doet of overkomt, zoals ruiken of zien. Sommige werkwoorden hebben niet zo'n duidelijke betekenis, zoals worden en zijn.
In een zin kunnen hele werkwoorden staan, deze worden de infinitief genoemd:
- Jamy gaat fietsen. fietsen = infinitief
Werkwoorden kunnen van vorm veranderen, denk hierbij aan de persoonvorm of het voltooid deelwoord. Het veranderen van werkwoorden wordt vervoegen genoemd, als je dat goed doet dan kun je de woorden juist spellen en daar gaat dit arrangement over.
- Jamy gaat fietsen. hele werkwoord = gaan, gaat = persoonvorm
- Jamy heeft gefietst. hele werkwoord = fietsen, gefietst = voltooid deelwoord