Ook voor de verleden tijd gebruik je bij de persoonsvorm van zwakke werkwoorden de ik-vorm. Daar voeg je de uitgangen -te(n) of -de(n) aan toe.
Je hebt de volgende vormen:
Enkelvoud
Ik-vorm + de - bijvoorbeeld: ik wandelde, hij wandelde
Ik-vorm + te - bijvoorbeeld: ik startte, hij startte
Meervoud
Ik-vorm + den - bijvoorbeeld: wij wandelden, zij wandelden
Ik-vorm + ten - bijvoorbeeld: wij startten, zij startten
Staat er al een 'd' of een 't' aan het einde van de ik-vorm? Alleen dan krijg je daar een dubbele 'd' of 't', bijvoorbeeld: hij baadde of ik plantte.
Weet je niet zeker of -de(n) of -te(n) juist is? Gebruik dan 't taxikofschip. Hoe deze te gebruiken: je kijkt naar het hele werkwoord en daar haal je -en vanaf, eindigt deze vorm op een t, x, k, f, s, ch of een p dan vervoeg je met -te(n). Hier zit de klankwet achter die zojuist is uitgelegd in de kennisclip!
Let op! Er zitten wat lastige woorden tussen, hieronder volgen twee voorbeelden:
Van beroven halen we -en af, dat wordt berov, de 'v' zit niet in het 't taxikofschip en daarom wordt het: hij beroofde.
Van verbazen halen we -en af, dat wordt verbaz, de 'z' zit niet in het 't taxikofschip en daarom wordt het: ik verbaasde.