Leren en beoordelen vormen een nauwe relatie met elkaar. Het draait om een voortdurende afstemming tussen beoordelingsmethoden en leerprocessen.
Toetsing wordt op diverse manieren en op verschillende momenten gebruikt binnen een cyclisch proces. Naast het stimuleren van de ontwikkeling tot startende professional richt de opleiding zich op certificering door middel van beoordeling en toetsing. Beoordeling ondersteunt het leerproces en vice versa. Toetsing biedt, binnen dit cyclisch proces, inzicht in zowel de beheersing van leerdoelen als de groei van de student.
Tijdens de opleiding leren studenten aan de hand van echte beroepsopdrachten om oplossingen te ontwikkelen in de vorm van professionele producten, zodat zij goed voorbereid zijn op het werkveld. Deze opdrachten weerspiegelen vanaf het eerste jaar de verscheidenheid aan taken die typerend zijn voor het beroep, waardoor studenten essentiële beroepsvaardigheden verwerven die nodig zijn in de praktijk. De opdrachten worden ondersteund door theoretische en praktische onderdelen.
De leerresultaten van de opleiding BMT, zoals vastgesteld in het competentieprofiel en de BoKS, vormen de basis van het onderwijs op elk niveau en in elke fase van de opleiding, gebaseerd op het principe van de constructieve alignement (figuur 2). Deze leerresultaten bepalen de didactiek, begeleiding, leeractiviteiten en toetsvormen, die allemaal op elkaar zijn afgestemd.
Figuur 2. Principe van constructieve alignement
De leerresultaten zijn omgezet in leerdoelen voor elke module, die aangeven wat een student moet kunnen na het voltooien van de module (de gewenste uitkomsten van het leerproces in termen van inhoud, onderwerp, beroepsproduct, type beroepstaak en context) en geven het niveau aan binnen de betreffende opleidingsfase.
De toetsing heeft een certificerende functie (summatieve functie) en beantwoord de centrale vraag: “kan de student het, ja of nee?”. Beoordeling is het geven van een oordeel hierover: is dit resultaat voldoende, is deze aanpak correct? Op basis hiervan kan de student besluiten om aanpassingen te maken of op dezelfde weg verder te gaan.
Toetsing strekt zich uit over de gehele curriculum en gat verder dan alleen een eindbeoordeling; het heeft een formatieve basis. Competenties zijn niet gemakkelijk te beoordelen op slechts één moment; ze komen herhaaldelijk terug, wat de nadruk legt op de ontwikkeling op lange termijn bij het toetsen. Doorlopende feedback is gekoppeld aan dezelfde generieke competenties en handelingsindicatoren, waardoor de ontwikkeling van de student in de loop van de tijd zichtbaar wordt.
De formatieve functie van toetsing, gericht op ontwikkeling, beantwoordt voor de student de essentiële vraag: “Wat kan ik al en wat nog niet?” Tijdens het leerproces heeft men immers feedback nodig over de voortgang. Dit proces verloopt volgens een feedbackcyclus (figuur 3).
Figuur 3. Feedbackcyclus
Formatieve toetsing biedt de student inzicht in zijn huidige positie in het leerproces en welke stappen nog genomen moeten worden. Het geeft ook waardevolle informatie over de effectiviteit van de studiemethode van de student.
Tijdens contacturen wordt niet alleen instructie gegeven, maar ook begeleiding en feedback geboden. Er zijn regelmatige momenten voor formatieve feedback tijdens interacties met studenten, waarbij zij inhoudelijke beoordelingen ontvangen over hun prestaties. Dit kan plaatsvinden via kleine opdrachten tijdens colleges, huiswerkopdrachten, presentaties, proeftentamens en de beoordeling van tussenproducten, soms meetellend voor een cijfer. Bovendien zijn er tijdens alle projecten regelmatige feedbackmomenten ingebouwd waarbij feedback wordt gegeven door docenten, medestudenten (peerfeedback) en via zelfevaluatie.
De feedback die studenten ontvangen van docenten tijdens hun leertraject en op hun werk (zoals opdrachten, taken en tussentijdse toetsen) is bedoeld om hen te begeleiden bij gerichter studeren en het verbeteren van hun studieprestaties. Hierbij wordt gelet op begrip van de taak, het proces (waaronder begrip van de methode en taakaanpak) en het leerproces van de student, inclusief motivatie, zelfmonitoring en aanpassingen.
Door middel van feedback en feedforward worden studenten stap voor stap voorbereid op de volgende fase in hun leertraject en werken ze toe naar de uiteindelijke toets of beoordeling. Dit proces is ook gericht op hun persoonlijke ontwikkeling.
Feedback is eveneens van belang voor docenten, omdat het hen helpt om te begrijpen waar studenten zich bevinden in hun leerproces en om te identificeren welke onderwerpen goed begrepen zijn en waar nog extra aandacht aan besteed moet worden tijdens lessen en begeleiding.
Het toetsprogramma is ontworpen om de vereiste kennis, vaardigheden en professionele houding van studenten te evalueren en om het leerproces van de studenten te ondersteunen. Hierdoor waarborgt de opleiding dat studenten aan het einde van hun studie voldoen aan de leerresultaten op eindniveau.
De opleiding hanteert de volgende uitgangspunten voor leren en toetsen:
Wat betreft de toetsvorm:
Wat betreft toetsplanning:
Volgens de principes uiteengezet in paragraaf 5.3 hanteert de opleiding de volgende toetsvormen, gerangschikt naar leerniveau:
Portfolio assessment: Het geheel aan prestaties, verzameld in een portfolio, waarmee de student aantoont competenties te beheersen, met (indien van toepassing) een criterium gericht interview (assesmentgesprek) naar aanleiding van het portfolio.
Gedragsassessment: Een toets waarbij studenten beroepshandelingen demonstreren in een authentieke of gesimuleerde beroepssituatie en/of -context. Examinatoren/assessoren observeren hun gedrag. Indien van toepassing: studenten schrijven na afloop een verantwoordingsverslag over hun handelen, bijvoorbeeld bij stages, of ze voeren een assessmentgesprek met de assessoren om hun handelen te onderbouwen en gemaakte keuzes toe te lichten. Andere vorm kan ook in overleg met student(en) worden bepaald.
Beroepsproduct: Een prestatie, met grote gelijkenis met prestaties in de beroepsuitoefening, die door een groep of door één student op een methodische en systematische wijze wordt uitgevoerd, waarin kennis uit theorie en praktijk(gericht) onderzoek wordt verbonden en dat uitmondt in een ontwerp, (fysiek, digitaal) eindproduct, onderzoek of advies, inclusief bijhorende verantwoording/reflectie. Andere vorm kan ook in overleg met student(en) worden bepaald. Studenten kan ook een keuze worden gegeven uit een aantal toetsvormen. Dit kan leiden tot meerdere beroepsproducten. Een mondelinge presentatie kan onderdeel uitmaken van de beoordeling.
Opdracht: Een korter of langer betoog naar aanleiding van een concrete vraagstelling, waarbij de student een probleem of situatie behandelt (beschrijft, samenvat, analyseert, synthetiseert), een eigen analyse en/of argumentatie geeft, conclusies trekt en eventueel vervolgvragen definieert. Andere vorm kan ook in overleg met student(en) worden bepaald. Studenten kan ook een keuze worden gegeven uit een aantal toetsvormen
Kennistoets: Een toets bestaande uit open of gesloten vragen, multiple choice vragen, een casus of een combinatie daarvan, waarmee het inzicht in, oordeelsvorming over en beheersing van beroepsgerichte, theoretische en vakkennis wordt beoordeeld. Of een toets die beoordeelt of een student bepaalde vaardigheden beheerst en/of in een practicum/training beoordeelt dat de student de vaardigheid correct en adequaat uitvoert.
De opleiding heeft de leerresultaten vertaald naar de opleidingsfasen (verschillende niveaus van beheersing).
Om effectieve feedback te kunnen geven, zijn duidelijke leerresultaten en heldere criteria nodig waaraan de leerprestaties moeten voldoen. De opleiding maakt gebruik van rubrics waarin gedetailleerd staat aangegeven wat het beheersingsniveau is voor een bepaalde taak, gekoppeld aan het niveau van de handelingsindicator passend bij de opleidingsfase van de student.
Rubrics maken frequente toetsing mogelijk en zorgen ervoor dat feedback direct beschikbaar is, wat de effectiviteit van de feedback bevordert. Naarmate studenten verder komen in de opleiding, bieden rubrics ook mogelijkheden voor peer-assessment en self-assessment. Studenten kunnen, eventueel met behulp van medestudenten, hun eigen werk beoordelen en bepalen wat de volgende stap is in hun leerproces.
Om diepgaande leren en een actieve studiehouding te stimuleren, worden in elk onderdeel ook doelstellingen op hogere niveaus van Bloom nagestreefd dan het laagste niveau. De leeractiviteiten en toetsing zijn hierop afgestemd, waardoor meer nadruk wordt gelegd op inzicht, het leggen van verbanden en de toepassing van leerstof.
De opleiding ordent leerdoelen met behulp van de piramide van Miller en de taxonomie van Bloom.
Tabel 2. Samenhang doelstellingsniveaus volgens Miller en Bloom met de bijbehorende toetsvormen.
Doelstellingniveau |
Omschrijving |
Toetsvormen |
|
Miller |
Bloom |
||
Knows |
Weten |
Het oproepen en reproduceren van feitelijke informatie |
Kennistoets |
Begrijpen |
Het weergeven, samenvatten, uitleggen, en relateren van informatiebestanddelen |
||
Knows How Kennis gebruiken in probleemoplossende taken |
Toepassen |
Het gebruiken/toepassen van bestaande kennis in een nieuwe situatie |
Kennistoets Vaardigheidstoets Beroepsproduct Gedrags- en portfolio assessment |
Analyseren |
Het identificeren, analyseren, onderzoeken en organiseren van bestanddelen in samenhang |
||
Shows How Student vertoont professioneel gedrag in (gesimuleerde) beroepssituaties, gevraagd/vereist |
Evalueren |
Toetsen en beoordelen van een situatie /uitspraak/besluit; onderbouwen van oordeel/conclusies |
Beroepsproduct Gedrags- en portfolio assessment
Vaardigheidstoets |
Synthetiseren en Creëren |
Informatiebestanddelen tot een nieuw geheel vormen nieuwe ideeën of zienswijzen tot stand brengen |
||
Does
Student vertoont professioneel gedrag in de beroepspraktijk. |
Alle niveaus |
Student past al de hierboven beschreven handelingen toe in de beroepspraktijk in context van een stage of afstudeeronderzoek |
Beroepsproduct Gedrags- en portfolio assessment |