Bijlage

Bijlage 1: SE havo 5 en correctiemodel

2023

 

 

120 minuten

 

5H SE-4 Biologie

 


Thema 11, 12 en 14

                                                                                                                                            

Toegestane hulpmiddelen:

 

 

Dit examen bestaat uit 31 vragen.

Voor dit examen zijn maximaal 61 punten te behalen.

 

Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.

 

Bij een meerkeuzevraag is er altijd maar één juist antwoord.

 

Als bij een open vraag een verklaring, uitleg of berekening vereist is, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.

 

Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd.

Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.

 

Tenzij anders vermeld, is er sprake van normale situaties en gezonde organismen

 

 

Epo in de wielersport

In 2017 deed een groep van 48 amateurwielrenners mee aan een onderzoek van de Universiteit van Leiden naar het effect van het hormoon epo (erytropoëtine) op de prestatie in het wielrennen. De helft kreeg een behandeling met epo-injecties, de andere helft kreeg een placebo. De proefpersonen werden gedurende hun trainingsprogramma nauwkeurig gevolgd en regelmatig getest in het Leidse Centre for Human Drugs Research (zie afbeelding).

 

Na een jaar sloten de wielrenners het programma af met de beklimming van de 1900 meter hoge Mont Ventoux in het midden van Frankrijk (zie afbeelding). Hoewel het Leidse onderzoek een prestatieverbetering door een epo-behandeling nog niet heeft kunnen aantonen, neemt men algemeen aan dat in de topsport een behandeling met kunstmatig gemaakte epo een belangrijk verschil kan maken. Epo was daarom in het ‘epo-tijdperk’ (eind vorige eeuw, begin deze eeuw) een bekende doping onder topwielrenners, die onder meer deelnamen aan de Tour de France.

Het lichaam zelf zorgt ook voor de aanmaak van het hormoon epo, een hoeveelheid die voldoende is voor normale inspanningen.

(2p)     Welk orgaan in het lichaam maakt epo aan?

A    alvleesklier

B    beenmerg

C    bijnieren

D    lever

E    longen

F     nieren

 

In het wielrennen geldt dat vooral bij lange intensieve inspanningen in de bergen het gebruik van epo leidt tot betere prestaties. De Italiaan Marco Pantani bedwong in krap drie kwartier de Mont Ventoux, waarbij hij een gemiddeld vermogen van 450 Watt haalde. Hij woog amper 60 kg. Omgerekend is dat ruim 7 watt per kilogram lichaamsgewicht. Het maximale vermogen dat zelfs een topwielrenner een uur vol kan houden is maximaal 6,5. Marco Pantani won de Tour in 1998, maar overleed enkele jaren daarna aan een onvoldoende werkend hart.

(3p)     2  Leg uit waarom wielrenners juist in een bergrit veel profijt van epo hebben.

 

Om de aanmaak van epo door het lichaam te verhogen zijn er ook andere methoden dan doping. Veel sporters gaan daarvoor enkele weken op hoogtestage om te trainen in de bergen. Overnachten gebeurt op minimaal 1500 meter hoogte.

Topzwemmer Maarten van de Weijden, die in de zomer van 2018 in enkele dagen een groot deel van de Elfstedentocht zwom om geld in te zamelen voor onderzoek naar kanker, pakt zijn voorbereiding op topprestaties nog anders aan.

Hij slaapt in een ‘hoogtetent’ die gewoon op zijn slaapkamer staat (zie afbeelding). Daarmee won hij onder meer Olympisch goud op het onderdeel 10 kilometer Open Water.

Als de ritsen van het transparante tentdoek gesloten zijn, veronderstelt het lichaam dat het zich op 2000 tot 5000 meter hoogte te bevinden afhankelijk van de instelling. Dit heet een simulatie. Tijdens een dergelijke simulatie slaapt Maarten in zijn hoogtetent.

 

In het lichaam van Maarten treedt tijdens de simulatie een aantal veranderingen op:

I      een verhoogde productie van rode bloedcellen in het beenmerg;

II     een verandering van de hoeveelheid zuurstof in de longblaasjes;

III    een verandering van de afgifte van het hormoon EPO (erythropoëtine) door de nieren;

IV   een aanpassing van het vervoer van zuurstof door de bloedbaan naar de spieren.

Deze gebeurtenissen zijn via oorzaak en gevolg met elkaar verbonden.

(2p)     Welke nummers geven de juiste volgorde van oorzaak en gevolg weer?

A    I - II - III - IV

B    II - III - IV - I

C    II - III - I - IV

D    III - II - I - IV

E    III - I - II - IV

F     IV - I - II - III

 

Bjorn en Vincent trainden in de zomer regelmatig om een deel van de tocht met Maarten van der Weijden in 2018 mee te kunnen zwemmen. Daarvoor gingen zij baantjes trekken in het zwembad in de buurt van hun hogeschool waar ze Sport en Bewegen studeren.

Tijdens het zwemmen verplaatst zich ook lymfe door het lichaam van de jongens. De verplaatsing van de lymfe is echter niet het gevolg van een verhoogde hartslag. Net als het bloed in bloedvaten, slagaders en aders, stroomt het lymfevocht maar één kant op.

Lymfevaten lijken qua bouw meer op aders dan op slagaders.

(1p)     4  Noem een overeenkomst in bouw tussen lymfevaten en aders.

 

Tijdens het zwemmen is het hart hard aan het werk. Iedere keer dat het hart samentrekt, stuwt het weer een hoeveelheid bloed de aorta en de longslagader in. Dit kan onder andere doordat er in en bij het hart kleppen aanwezig zijn. Bjorn en Vincent bespreken de werking van deze kleppen.

Over de slagaderkleppen doen zij enkele beweringen:

I      De druk tijdens de hartpauze (de hartspier is dan ontspannen) op de slagaderkleppen van de grote bloedsomloop is gemiddeld genomen even groot als de druk op slagaderkleppen van de kleine bloedsomloop.

II     De slagaderkleppen sluiten dankzij het terugstromende bloed in het begin van de longslagader en de aorta.

(2p)     5  Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?

A    De beweringen I en II zijn beide onjuist.

B    Alleen bewering I is juist.

C    Alleen bewering II is juist.

D    De beweringen I en II zijn beide juist.

 

 

Afweer en resistentie

Lees de tekst in een informatiefolder van de apotheek.

 

Inenten

Wie een kinderziekte heeft doorgemaakt, heeft tijdens deze periode afweerstoffen geproduceerd die altijd in het bloed blijven. Hierdoor is hij of zij niet meer vatbaar (immuun) voor zo'n ziekte. Bij een inenting (vaccinatie) wordt het lichaam besmet met ziektekiemen, die dood of verzwakt zijn. Die ziektekiemen kunnen de mens niet ziek maken, maar zorgen er wel voor dat het lichaam afweerstoffen maakt. Door inenting wordt een kind dus immuun en is het niet meer vatbaar voor de betreffende ziekte. Om voldoende afweer op te bouwen, is soms meer dan één inenting nodig.

Om bepaalde ziekten te voorkomen worden kinderen op jonge leeftijd ingeënt. Ook als het kind een van de ziekten al heeft doorgemaakt. is inenten zinvol. Dit geeft een grotere weerstand tegen deze ziekte. Het kan dus geen kwaad als kinderen die de mazelen gehad hebben, via een BMR-prik nog een keer met mazelen in contact komen.

In sommige gevallen is het raadzaam om een inenting uit te stellen of helemaal niet te geven. Hiervoor kan worden gekozen als een kind koorts heeft boven de 38 graden of ziek is en als de behandelend arts/specialist bezwaren heeft tegen de inenting. Dit geldt voor zowel de DKTP- als de BMR-inenting. Als een kind stoornissen heeft in het afweersystemen (bijvoorbeeld bij leukemie) of als een kind geneesmiddelen gebruikt die invloed uitoefenen op de afweer, mag geen BMR inenting plaatsvinden. Neem bij twijfel contact op met een arts of specialist.

Als uw kind overgevoelig is voor kippeneiwit, dan dient u dit te melden bij het inenten. Na het inenten moet uw kind dan nog een half uurtje blijven om te kijken of er een allergische reactie optreedt.

Informatiefolder Kinderziekten (Kring-apotheek)

Er staat dat “geproduceerde afweerstoffen altijd in het bloed blijven”. Deze zinsnede is onjuist. Antistoffen zullen, als de B-lymfocyten ze niet meer produceren, uit het bloed verdwijnen. De halfwaardetijd van de antistofmoleculen (bijv. IgG bij de mens) ligt op ongeveer twee weken.

(2p)     6  Hoeveel van 100 antistofmoleculen zijn er dan na 8 weken nog ongeveer in het bloed aanwezig?

A    geen

B    minder dan 10

C    tussen de 11 en 25

D    tussen de 26 en 50

E    tussen de 51 en 100

 

Ook de antistof producerende cellen hebben meestal geen lange levensduur. Zij produceren ongeveer 4 dagen lang antistoffen en verdwijnen daarna. Toch heeft de folder gelijk, dat een kind niet meer vatbaar is voor een bepaalde kinderziekte.

(2p)     7  Welke cellen zorgen voor een levenslange immuniteit?

A    cytotoxische cellen

B    fagocyten

C    geheugencellen

D    helpercellen

 

Gezichtsbedrog

Een mooi voorbeeld van niet op de juiste wijze reageren zien we bij een oud onderzoek over gezichtsbedrog uit 1867 van de Duitse fysicus Hermann von Helmholtz. Op een groene kaart staat een aantal rode harten afgebeeld. Als de groene kaart snel opzij bewogen wordt, blijven de harten even hangen: ‘fluttering hearts’.

(2p)     -      Waar in het lichaam ontstaat dit gezichtsbedrog?

-      Leg je antwoord uit.

 

Avocado

Naomi is gek op avocado’s. Deze vruchten staan bekend als een gezonde keuze in het dieet van de mens. Avocado’s zijn rijk aan onverzadigde vetten, vitamine B en kalium. De onverzadigde vetten en kalium hebben een gunstig effect op de bloeddruk. Onverzadigde vetten beïnvloeden de wanden van de bloedvaten en kalium-ionen bevorderen de uitscheiding van natrium-ionen door de nieren.


Na het eten van voedingsmiddelen met veel natrium-ionen stijgt de bloeddruk. Doordat vervolgens vaatverwijding optreedt, zal de bloeddruk weer dalen.

 

(3p)     -      Leg uit hoe een verhoogde inname van natrium-ionen eerst leidt tot een hogere bloeddruk.

-      En verklaar hoe vaatverwijding de bloeddruk daarna laat dalen.

 

Onverzadigde vetten dragen bij aan een gezonde bloeddruk doordat ze de wanden van de bloedvaten gunstig beïnvloeden.

 

(2p)   10  Hoe beïnvloeden onverzadigde vetten de bloedvatwanden? En in welke bloedvaten is

                dit het meest van belang?

de bloedvatwanden worden                  type bloedvaten

A elastischer                                                aders

B elastischer                                                haarvaten

C elastischer                                                slagaders

D stijver                                                        aders

E stijver                                                         haarvaten

F stijver                                                         slagaders

 

Lamheid

In 1724 beschrijft een zekere Valentyn een ziekte in Indonesië, toen Oost-Indië: 'Een van de voornaamste kwalen aldaar is de Lamheid of Beri Beri, die men aan armen of benen, ook wel aan die beiden te samen krijgt. Om zich daartegen te wapenen, moet men er voor zorgen ’s ochtends, ’s avonds of bij maneschijn niet ongekleed of alleen met een hemd of bezweet in de open lucht te gaan zitten. Want als je één nacht niet oplet, kun je een verlamming krijgen die de rest van je leven blijft.'

(2p)   11  Wat voor een type ziekte zou Lamheid uitsluitend op grond van bovenstaande beschrijving van Valentyn kunnen zijn.

A    een hormonale stoornis

B    een infectieziekte

C    een ouderdomskwaal

D    een psychische stoornis

E    een voedingsstoornis

 

Ook in Japan is deze ziekte bekend. Daar heet hij Sho-Shîn. De ziekte heerst aan het eind van de 19e eeuw sterk op de Japanse vloot en blijkt maar niet te bestrijden. De meeste artsen in Japan denken aan een besmettelijke infectieziekte. Maar de arts Takaki (1849 - 1929) denkt aan een voedingsziekte, zoals scheurbuik, die bekend is van Europese zeelieden. Scheurbuik is te verhelpen met verse groenten en citroenen. In 1884 voert Takaki een experiment uit. Twee oorlogsschepen gaan via Nieuw Zeeland naar Zuid Amerika. Op het schip Tsukuba krijgen de matrozen een gemengd dieet van vlees, vis, gerst, vliesrijst en bonen. Op de Ryujo krijgen de matrozen hun standaard rantsoen van witte rijst. Op de Ryujo krijgen 161 van de 376 matrozen Sho-Shîn. Hiervan stierven er 25. Op de Tsukuba krijgen slechts 14 man de ziekte; deze aten stiekem niet de extra voedselbestanddelen.

Deze resultaten bevestigen ten dele de hypothese van Takaki. De ziekte kan nog steeds ontstaan door besmetting.

(3p)   12  -      Leg uit in hoeverre de resultaten de hypothese van Takaki bevestigen.

-      Leg uit in hoeverre zij de alternatieve hypothese bevestigen.

 

Ook de Nederlandse regering zit niet stil. In 1886 stuurt zij een commissie van artsen naar Oost Indië om de ziekte te onderzoeken. De Nederlandse regering denkt aan  een zenuwontsteking door een nog onbekende ziekteverwekker.

De arts C. Eijkman blijft achter om het onderzoek voort te zetten. Hij doet een toevallige waarneming: de kippen van zijn laboratorium hebben ook deze zenuwziekte. Hij besluit de kippen te gebruiken als proefdieren, samen met een aantal gezonde kippen die hij op de markt gekocht heeft.

Stel dat Eijkman wil aantonen dat Lamheid een zenuwontsteking is.

(3p)   13  Ontwerp en beschrijf een proefopzet met de laboratorium-kippen en de markt-kippen om dit aan te tonen.

 

 

Bouw en werking oog, zenuwstelsel, hormoonstelsel
Ava en haar partner Glenn verwachten binnenkort hun eerste kind. Ze bezoeken een voorlichtingsavond over borstvoeding. Lactatiekundige Rosanne geeft informatie.

Na de bevalling komt de melkproductie meestal goed op gang. Als zintuigcellen in de tepel gestimuleerd worden, ontstaan impulsen in sensorische zenuwcellen. De impulsen worden verwerkt in het centraal zenuwstelsel. Dit leidt tot de afgifte van oxytocine. Oxytocine komt vervolgens terecht bij de melkkliertjes.

 

(2p)  14  Bereikt oxytocine de melkkliertjes via het bloed of via motorische zenuwcellen?

                En zijn melkkliertjes endocrien of exocrien?

  oxytocine getransporteerd door                   melkkliertjes zijn

A bloed                                                                     endocrien

B bloed                                                                     exocrien

C motorische zenuwcellen                                               endocrien

D motorische zenuwcellen                                               exocrien

Glenn vraagt wat het verschil in samenstelling is tussen flesvoeding en borstvoeding. Rosanne antwoordt dat moedermelk antistoffen bevat. Daardoor is de baby gedurende de periode van borstvoeding immuun voor vee ziekten, zoals maag- en darminfecties.

 

(2p)   15  Welke vorm van immuniteit verkrijgt het kind door de antistoffen in de borstvoeding?

A actieve kunstmatige immuniteit

B actieve natuurlijke immuniteit

C passieve kunstmatige immuniteit

                D passieve natuurlijke immuniteit          

Fantoompijn is pijn die gevoeld wordt in een geamputeerd deel van het lichaam. Een theorie is dat het pijngevoel wordt veroorzaakt door een zogenoemd neuroma, dat gevormd wordt op de plaats waar een perifere zenuw doorgesneden is als gevolg van een amputatie. Het ontstaan van een neuroma is in afbeelding 1 in vier stappen weergegeven:

1 Een gezonde

sensorische zenuwcel

heeft een dendriet met

een myelineschede.


2 Na de amputatie ruimen

witte bloedcellen

celresten op rondom de

beschadigde zenuwcel.


3 De zenuwcel vormt

nieuwe uitlopers.


4 De nieuwe uitlopers van

meerdere zenuwcellen

vormen een kluwen: een

neuroma.

 


Fantoompijn bestrijden met virtual reality
Corry van der Sluis is revalidatiearts en onderzoeker in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Ze hoopt met behulp van virtual reality fantoompijn te kunnen bestrijden.
In het neuroma kunnen spontaan actiepotentialen (impulsen) ontstaan die leiden tot het pijngevoel.

 

Afbeelding 2

In het neuroma kunnen spontaan actiepotentialen (impulsen) ontstaan die leiden tot het pijngevoel

(2p)   16  -      Noteer de naam van de cellen waaruit de myelineschede bestaat.

-      Noteer de functie van de myelineschede.

 

 

(1p)   17  Welke witte bloedcellen ruimen in stap 2 van afbeelding 2 de celresten op?

A cytotoxische T-cellen

B macrofagen

C plasmacellen

D T-helpercellen

 

Hersenbloeding

Een man kijkt naar een foto van een plant op de muur recht voor hem. Vanuit de man gezien één meter naar links van die foto hangt een foto van een dier. Door een hersenbloeding geven de impulsen uit zijn linkeroog, opgewekt door de foto van het dier, geen beelden meer door in de hersenen.

(2p)   18  -      Leg uit in welke hersenhelft, linker of rechter, de bloeding zich heeft voorgedaan.

-           Maak bij de beantwoording gebruik van Binas 87C

 

 

Kikker

Niet alle gewervelde dieren hebben eenzelfde bloedsomloop (bloedvatenstelsel). In de loop van de tijd is de bloedomloop volgens evolutiebiologen geëvolueerd tot een steeds ingewikkelder organenstelsel. Uit de enkelvoudige bloedsomloop van een vis ontwikkelde zich de dubbele bloedsomloop van de zoogdieren.

 

In de afbeelding hierboven is de bloedsomloop van een kikker schematisch getekend. In de legenda zie je welke delen van de bloedsomloop zuurstofarm bloed bevatten. Niet alle bloedvaten zijn weergegeven.

(1p)  19  Welke letter geeft in deze afbeelding bloedvaten naar de huid aan, die betrokken zijn bij

                de huidademhaling?

 

                Internodaal-segment

                In de myelineschede van een zenuwceluitloper bevinden zich onderbrekingen: de

                Insnoeringen van Ranvier. De afstand tussen twee insnoeringen heet het internodaal

                segment (zie afbeelding hieronder).

                Tijdens de embryonale ontwikkeling en gedurende het eerste levensjaar neemt de

                lengte van een internodaal segment toe. Na het eerste levensjaar worden geen

                nieuwe internodale segment gevormd, behalve na verwondingen aan de zenuwuitloper.

 

                De voortgeleidingssnelheid van actiepotentialen langs een zenuwceluitloper bij een

                pasgeboren baby wordt vergeleken met die bij een man van 30 jaar.

 

(2p)   20  Is de voortgeleidingssnelheid van actiepotentialen bij deze baby langzamer dan,

                even snel als of sneller dan bij deze man of is dit niet te bepalen? Verklaar je antwoord.

 

                Graswortels

                Om te onderzoeken welke voedingsstoffen in graswortels aanwezig zijn, voeren Wietse

                en Jelte het volgende experiment uit. Ze verzamelen 10 gram graswortels en persen die

                uit. Het op die manier verkregen sap vullen ze aan met water tot 15 mL. Ze gebruiken

                standaard-indicatorreacties om voedingsstoffen aan te tonen.

                Tabel 1 geeft de kleuromslag aan van de indicatorreactie.

 

Wietse en Jelte vullen drie genummerde buizen elk met 5 mL van het verdunde graswortelsap en onderzoeken buis 1 met Fehlings-reagens, buis 2 met joodoplossing en buis 3 met DCPIP. In tabel 2 staan hun resultaten.

(2p)   21  Welke conclusies kunnen Wietse en Jelte trekken uit de resultaten (tabel 2) van hun

                experiment naar de aanwezigheid van voedingsstoffen in het sap van graswortels?

 

 

De veldmuizen graven gangen en eten graswortels waardoor het gras verdroogt. Wietse en Jelte denken dat in de wortels van gras koolhydraten worden opgeslagen in de vorm van zetmeel, dat goed door veldmuizen te verteren is. Daarnaast vragen ze zich af of graswortels glucose en vitamine C bevatten

 

De veldmuizen moeten het zetmeel uit de wortels eerst verteren. De koolhydraatvertering vindt bij de muis op dezelfde manier plaats as bij de mens. Bij vertering van zetmeel tot monosachariden zijn verschillende enzymen betrokken.

(2p)   22  Noteer alle klieren die deze enzymen produceren.

 

Hersenbloeding

                Een man kijkt recht naar een foto van een plant op de muur recht voor hem. Vanuitde

                man gezien 1 meter naar links van de foto van een dier. Door een hersenbloeding

                blijken bij hem de impulsen uit het linkeroog, opgewekt door de foto van het dier,geen

                beelden meer te vormen in de hersenen.

 

 

Bron 4

               

 

 

(2p)   23  Bepaal met behulp van bron 4 in welke hersenhelft zich de bloeding heeft voorgedaan.

 

Bloedtransfusies tijdens de Eerste Wereldoorlog

In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) zijn veel soldaten gesneuveld op het slagveld. Het gebruik van zware munitie leidde tot forse verwondingen, waardoor veel soldaten overleden als gevolg van bloedverlies.

In het kader van een project over de Eerste Wereldoorlog kozen Tom en Michael ervoor onderzoek te doen naar bloedtransfusies tijdens deze periode.

Al in 1904 had Karl Landsteiner ontdekt dat er verschillende bloedgroepen zijn: het AB0-systeem. Hij merkte op dat bij het mengen van bloed van twee personen in sommige gevallen klontering optreedt. Verder onderzoek leidde tot een transfusieschema (zie afbeelding) waarin te zien is welke donoren geschikt zijn voor ontvangers met andere bloedgroepen.

 


Tom leest dat het in 1916 nog niet gebruikelijk was om de bloedgroepen van donor en ontvanger te bepalen. Het gevolg hiervan was dat een aantal gewonden alsnog overleed als gevolg van een transfusie met bloed van een verkeerde bloedgroep. Tom probeert een schatting te maken hoe groot de kans hierop is. Hij neemt aan dat een bloedtransfusie met bloed van een niet-geschikte donor altijd leidt tot het overlijden van de ontvanger en dat de verdeling van de bloedgroepen onder de militairen in de Eerste Wereldoorlog hetzelfde is als in Nederland op dit moment.

bloedgroep

percentage

0

    47 %

A

    42 %

B

      8 %

AB

      3 %

 

(1p)   24  -      Hoe groot is de kans dat een gewonde soldaat met bloedgroep B overlijdt als gevolg van een bloedtransfusie met bloed waarvan de bloedgroep onbekend is?

-      Ga uit van de aannames die Tom doet.

 

Tom en Michael maken een werkplan om met een experiment in de klas te laten zien dat niet elke bloeddonor geschikt is om bloed te doneren aan iemand met bloedgroep A. Michael (die weet dat hij bloedgroep A heeft) stelt voor om op een aantal voorwerpglaasjes een druppel van zijn eigen bloed te doen. Met een speciale prikpen kan hij, onder begeleiding van een doktersassistente, een klein gaatje in zijn vinger maken, zodat er langzaam bloed uit druppelt. De andere leerlingen uit de klas nemen dan ieder een voorwerpglaasje met een druppel bloed van Michael en leggen op 1 cm afstand van deze druppel, een druppel van hun eigen bloed (zie afbeelding).


Vervolgens mengen ze met een schoon stokje de twee druppels bloed en kijken of er klontering optreedt.

(2p)   25  Leg uit hoe een proces op molecuulniveau zal leiden tot bloedklontering op sommige voorwerpglaasjes.

 

 

Haarvatennetwerk en osmose

David en Jade lezen op een internetsite informatie die zij willen gebruiken voor het verslag van hun praktische opdracht, waarin zij onder meer bloeddrukmetingen hebben verricht. Die informatie op de site gaat over de bloeddruk in het haarvatnetwerk tussen slagadertjes en adertjes. Die kan sterk variëren.

Op de internetsite zien zij een afbeelding waarin de bloeddruk staat weergegeven in mm kwikdruk (mmHg), een meeteenheid, die artsen nog heel veel gebruiken (Binas, tabel 5).


In een afbeelding op deze site lezen zij dat die bloeddruk vlak na een slagadertje circa 32 mmHg is en aan het einde circa 12 mmHg.

Wanneer de leerlingen een andere site bezoeken zien zij de bloeddruk uitgedrukt staan in de eenheid Pascal. Deze ligt bij een gezond persoon binnen de bandbreedte van 10 kPa (onderdruk) tot 20 kPa (bovendruk). Een arts meet deze bloeddruk met behulp van een manchet om de bovenarm. De leerlingen vragen zich vervolgens af of de bloeddruk in het haarvatennetwerk in de afbeelding op internet ook binnen die bandbreedte ligt, hoger is of juist lager.

(3p)    26  Geef met een berekening aan of de in het haarvatnetwerk gemeten bloeddruk in mmHg binnen

                de  genoemde bandbreedte 10-20 kPa ligt, daarboven of juist daaronder.

 

In de afbeelding op de eerste internetsite zien de leerlingen ook het getal 25 mmHg staan, zowel aan het begin als aan het einde van het haarvatennetwerk.

(2p)    27 Waar duidt 25 mmHg in het haarvatennetwerk op?

A     de colloïd osmotische waarde in de haarvaten

B     de colloïd osmotische waarde in de weefselvloeistof

C     de druk van de weefselvloeistof op de bloedvaten

D     de zuurstofdruk in de haarvaten

 

Vergelijk de plaatsen P, Q en R.

(2p)    28  -  Geef de plaats met de hoogste glucose-concentratie.

-  Geef de plaats met de hoogste zuurstofconcentratie.

 

Allergie en kanker

Mensen met allergieën hebben last van een overactief immuunsysteem. De afweercellen ‘denken’ bij allerlei stoffen, die eigenlijk geen kwaad kunnen, dat er gevaar dreigt. Er volgt een ontstekingsreactie om dit gevaar af te wenden. Maar een superactief immuunsysteem kan ook zo z’n voordelen hebben, als je lichaam net zo heftig reageert op stoffen of organismen die echt schadelijk voor je gezondheid zijn.

Er bestaat een theorie die stelt, dat mensen die last hebben van allergieën, minder last hebben van andere soorten aandoeningen en ziektes. In de praktijk blijkt deze theorie lastig te bewijzen. Toch duikt er af en toe een onderzoek op dat inderdaad in deze richting wijst.

Deense artsen hebben van 17.000 patiënten, die zich tussen november 1984 en december 2008 hadden laten testen op contactallergie, onderzocht of zij kanker hebben gekregen. Uit het onderzoek bleek dat mensen met een contactallergie minder vaak borstkanker en een bepaald soort huidkanker krijgen dan mensen zonder allergie. Beide soorten kanker kwamen grofweg half zo vaak voor bij de allergie-bezitters.

Mensen met een contactallergie ontwikkelden wel vaker dan gemiddeld blaaskanker. De onderzoekers vermoeden dat dit te maken heeft met het feit dat de blaas van mensen met een allergie lijdt onder alle (irriterende) stoffen die vrijkomen bij een allergische reactie.

Bron: bewerking van www.wetenschap 24.nl (12 juli 2011)

 

(1p)   29  Noem twee oorzaken van kanker die door een superactief immuunsysteem waarschijnlijk minder kans hebben om daadwerkelijk kanker te veroorzaken

 

(2p)   30  -      Welke irriterende stof komt vrij bij een allergische reactie?

-      En uit welke cellen komt deze stof vrij?

A    antistoffen uit B-lymfocyten

B    antistoffen uit mestcellen

C    histamine uit B-lymfocyten

D    histamine uit mestcellen

 

Meelwormen

Het bedrijf Bugs Organic Food fokt geen varkens, koeien of kippen, maar kweekt meelwormen. De meelwormen krijgen tarwemeel en wortel als voedsel. De insecten zijn nu al bij de groothandel en de horeca te verkrijgen, maar het bedrijf hoopt dat ze binnen enkele jaren ook in de supermarkt liggen. Meelwormen zijn te eten als vleesvervanger, ze bestaan namelijk voor een groot deel uit spieren. De spieren bevatten eiwitten, die ook in menselijke spieren voorkomen.

Verschillende eiwitten die in spieren van mensen voorkomen zijn:

I actine, II myoglobine, III myosine en IV hemoglobine.

(1p) 31    Uit welke twee van deze eiwitten zijn spierfibrillen opgebouwd?

 

Correctiemodel

 

2p

1

F

Nieren maken het hormoon EPO in kleine hoeveelheden aan, waarna dit hormoon het beenmerg stimuleert rode bloedcellen aan te maken.

Zie ook: Binas 89A

T

3p

2

  • Op grotere hoogte is er minder zuurstof aanwezig. à 1p
  • Zuurstof is nodig voor verbranding in het spierweefsel à 1p
  • Door EPO zal het beenmerg meer rode bloedcellen aanmaken, om voldoende zuurstof naar het spierweefsel te transporteren (voor verbranding) à 1p

 

T

2p

3

C

Nadat het zuurstofgehalte in het bloed verlaagd is, stimuleert EPO het rode beenmerg tot de productie van meer rode bloedcellen. Daardoor komt er toch voldoende zuurstof bij het spierweefsel.

T

1p

4

Lymfevaten en anders bezitten kleppen

R

2p

5

C

De bloeddruk in de kleine bloedsomloop is normaal gesproken altijd lager dan de bloeddruk in de grote bloedsomloop omdat het bloed in de grote bloedsomloop een langere weg moet afleggen

T

2p

6

B

Na 2 weken nog 50, na 4 weken nog 25, na 6 weken nog 13, na 8 weken nog 7

T

2p

7

C

De geheugencellen regelen dat bij een nieuwe infectie snelle antistofvorming plaatsvindt

T

2p

8

  • In de hersenen à 1p
  • De ogen registreren in het netvlies, maar interpretatie van een beeld vindt plaats in de hersenen à 1p

I

3p

9

Maximumscore 3

Uit het antwoord moet blijken dat:

  • (door de inname van natrium-ionen) de osmotische waarde van het bloed stijgt/ het bloed een hogere concentratie (natrium-)ionen bevat à 1p
  • (waardoor) meer water wordt vastgehouden (en de bloeddruk stijgt) à 1p
  • (door vaatverwijding) de weerstand van de vaten daalt/ er meer ruimte ontstaat voor het bloed (waardoor de bloeddruk daalt)

 

Opmerking: Als de kandidaat antwoordt dat door vaatverwijding het bloed makkelijker kan doorstromen, het derde score toekennen

 

2p

10

C

 

2p

12

B

Door het advies te geven ’s nachts buiten te zitten, suggereert Valentyn dat je dan gestoken zou kunnen worden, geïnfecteerd zou kunnen raken.

T

3p

12

Een juiste antwoord bevat de volgende drie notities:

Takaki wordt bevestigd want:

  • Voeding speelt zeker een rol gezien het verschil tussen de twee schepen à 1p
  • Maar infectie kan niet worden uitgesloten à 1p
  • Daar niet duidelijk is of een bemanningslid van de Ryujo al voor de reis aangestoken was à 1p

I

3p

13

Een juiste beschrijving van de proefopzet bevat de volgende drie elementen:

  • 1 groep marktkippen (groep A) in contact met zieke labkippen à 1p
  • 1 groep marktkippen (groep B) geïsoleerd van zieke labkippen à 1p
  • Overihe omstandigheden gelijk houden/ verder dezelfde behandeling
  • Nagaan of de marktkippen van groep A wel ziek worden en de marktkippen van groep B niet à 1p

I

2p

14

B

 

2p

15

D

 

2p

16

Maximumscore 2

  • Cellen van Schwann/ schwanncellen
  • De impulsgeleiding versnellen/ de impulsgeleiding sprongsgewijs laten verlopen/ isolatie van de uitloper
 

1p

17

B

 

2p

18

rechter hersenhelft → 1p

Normaal komen de beelden van het dier op de foto terecht op de rechterhelft van het netvlies dat via het chiasma opticum signalen doorgeeft aan de rechterhersenhelft. Dat gebeurt nu niet. → 1p.

I

1p

19

Q

I

2p

20

Langzamer, want de sprongen die de impulsen kunnen maken zijn groter

T

2p

21

B

T

2p

22

Speekselklier(en), avleesklier en (dunne-)darmsapklieren/ enzymproducerende darmcellen/ crypten van Lieberkuhn.

 

Voor drie juister klieren à 2p

Voor drie juiste klieren en een onjuist deel à 1p

Voor alleen twee juiste klieren à 1p

Voor alle overige antwoorden à 0p

T

2p

23

Rechter hersenhelft

 

1p

24

45 % (42 % A + 3 % AB). Bloedgroep B kan alleen van bloedgroep B en 0 bloed ontvangen.

T

2p

25

Voorbeeld van een juist antwoord:

Rode bloedcellen uit de ene druppel bloed plakken aan elkaar doordat hun antigenen binden aan antistoffen uit de andere druppel bloed.

Uit het antwoord moet blijken dat:

-  de antistoffen (in het bloedplasma) hechten aan antigenen (van rode bloedcellen) → 1p

-           (waardoor) rode bloedcellen samenklonteren / aan elkaar blijven plakken → 1p.

T

3p

26

Voorbeelden van juiste antwoorden:

Eronder, want

-  32 mmHg X 1,33.102 (Binas) = 42,56.102 Pa = 4,26 kPa en dat is lager dan 10.000 Pa of 10 kPa

of

-  12 X 133 = 1596 Pa en dat is lager dan 10.000 Pa

of

-  12 X 133 = 1596 Pa = 1,596 kPa en dat is lager dan 10 kPa

-  voor het gebruik van een waarde uit het haarvat → 1p

-  voor het gebruik van een omrekeningsgetal → 1p

-  voor het gebruik van vergelijkbare eenheden →1p

NB Elke berekening kan met 0,133 kPa of 1,33.102 Pa of 133 Pa.

T

2p

27

A

De colloïd osmotische druk is aan het begin en aan het einde van het haarvatennetwerk ongeveer gelijk en neemt nauwelijks toe of af. Om te voorkomen dat uit de haarvaten teveel vocht weglekt of dat die juist teveel vocht opnemen.

T

2p

28

(beide) plaats P

alle andere antwoorden → 0p

T

1p

29

Voorbeelden van juiste antwoorden:

-  virussen

-  (voorbeeld van) kankerverwekkende chemicaliën/stoffen

T

2p

30

De pijnzenuwen liggen in de lederhuid en opperhuid. → 1p

Doordat deze huidlagen zijn beschadigd zijn deze zenuwen ook beschadigd of afwezig en kunnen geen pijnprikkels doorgeven. → 1p

 

I

1p

31

Actine en myosine zijn de eiwitten in spieren die verantwoordelijk zijn voor het samentrekken van een spierfibril.

K