
Big History begint niet bij de oerknal, maar bij de vraag naar waar wij vandaan kwamen. De eerste drempel gaat zowel in op wetenschappers, als geschiedkundigen en gelovigen. Het hele idee van Big History en de Oerknal is niet dat dit de waarheid is, maar een uitleg waar men al decennia om vraagt. Een antwoord op het ontstaan van ruimte, tijd, energie en materie.
De drempel is in drie delen opgedeeld:
- De vraag waarom we iets verklaren
- De oerknal als verklaring
- De wetenschappelijke theorie achter de oerknal
Waarom zoeken wij verklaring
De geschiedenis leert ons dat wij sinds mensen heugenis hebben nagedacht over ons ontstaan. Dit deden wij bijvoorbeeld door hemellichamen te bestuderen, en hieraan verhalen te geven. Zo hebben de Grieken goden gelinkt aan planeten en onze zon. Andere geloven linkte weer kennis aan natuurlijke fenomenen zoals stormen en geografische wonderen. Alles om een verklaring van ons leven, maar ook een manier van leven, te verklaren. Ook wetenschappers rond de renaissance gingen op onderzoek uit om ons ontstaan te verklaren, aan de hand van sterren en wetenschappelijke formules en theorieën. Dit is een eindeloze groeiende onderzoek doormiddel van telescopen en meetinstrumenten die de bewegingen van sterren kunnen waarnemen.
Het eerste gedachtegoed dat ontkracht moest worden is het geocentrische gedachtegoed, waarbij de aarde het middelpunt was van het universum. Gebaseerd op het waarnemen van sterren die zowel op de dag als in de nacht om ons heen bewogen. Lijkend alsof onze aarde stil staat, bewegen de zon, maan en sterren om ons heen. Hierdoor ontwikkelde zich naast de platte aarde, ook een geocentrisch gedachtegoed. De eerste ontkrachtigingen waren rond 240 voor Christus, waarbij Eratosthenes de omtrek van de aarde berekende aan de hand van schaduwen. Dit werd echter nog niet globaal aangenomen door de mensen. Zowel Copernicus als Galileo Galilei brachten deze theorie in twijfel en versterkte het heliocentrische gedachtegoed, aarde op de zon draait. Galileo bedacht om dit te onderzoeken, op inspiratie van een Nederlander, een telescoop. Hiermee kon hij de ruimte in kijken en zo de hemel beter bestuderen.
De Oerknal als verklaring
De oerknal is een versimpelde benaming voor het begin van het universum, maar ook het proces van de ontwikkeling. De oerknal is een periode van de eerste 10−43 seconde tot aan 380.000 jaar na het de eerste uitbarsting. Voor de uitbarsting was het universum volgens de theorie één grote dichtheid met een onvoorstelbare warmte. Hierbij praten we over temperaturen naar schatting boven de 10 quadriljoen graden Celsius. De eerste uitbarsting kwam deze energie vrij en begon het heelal uit te dijen. Door het uitdijen werd er energie opgemaakt, waardoor het universum langzaam begon af te koelen. Nog binnen de eerste seconde van het heelal werden er neutronen en protonen gevormd. Dit was enkel mogelijk door de sterke exponentiele afkoeling van het heelal. Pas na 380.000 jaar na de eerste uitbarsting vormde zich atomen, welke voornamelijk bestaan uit waterstofatomen.
Pas na 380.000 jaar was ook weer door afkoeling het volgende proces in gang gezet. Hierbij zagen we uiteindelijk dat elektronen konden fuseren met protonen, hieruit vormde de eerste atoom, waterstof. Waterstof is uiteindelijk één geladen proton. Uit deze atoom konden uiteindelijk door botsingen andere atomen ontstaan, zoals Helium. Helium is uiteindelijk weer ontstaan door de botsing van 2 geladen protonen en neutronen. Dit proces werd gedurende de volgende 13,8 miljard jaar oneindig herhaald waardoor er steeds meer diverse deeltjes instonden. Verder beschreven in toekomstige drempels, beginnend bij het ontstaan van sterren.
De wetenschappelijke theorie achter de oerknal
De theorie die achter de oerknal schuilt begint bij het bewijzen van de uitdijing van het heelal. Hubbles had samen met Lemaître gezien en beschreven dat sterrenstelsels dieper in het universum steeds verder van ons af bewogen. Dit hadden zij verklaard nadat het licht dat werd afgegeven, gedurende een langere periode, veranderde. Zo vond er een roodverschuiving plaats op het kleurenspectrum. Dit wordt ook wel het dopplereffect genoemd, waarbij langere afstanden en langere lichtgolven zorgen voor meer rode kleuren. Hiermee kon hij concluderen dat het sterrenstelsel Cepheïden verder van ons af bewoog. Zowel Hubbles als Einstein trokken hieruit uiteindelijk de conclusie dat er niet enkel een uitdijende beweging is, maar dat er ook ooit een begin punt moet zijn geweest waarvandaan deze stelsel zich bewogen. Hieruit concludeerden zij dat er één punt, of anders benoemt als één oeratoom, moet zijn geweest die uiteindelijk ging uitdijen.
Een ander bewijs dat men heeft geobserveerd is het kosmologische principe, gemeten via kosmische stralingen die temperaturen weergeven. Op grote schaal is te zien dat het universum gelijkmatig is verdeeld, wat uiteindelijk concludeert dat alles tegelijkertijd in beweging is gezet. Toch betekent dit wel dat er een verschil zit in leeftijd en periode van ontstaan, gezien de uiteindes van het universum voor zo ver wij weten 13 miljard jaar kunnen zijn. Ons sterrenstelsel is pas rond de 4 miljard jaar oud.