Doel: Oefenen met het schrijven van een Duitse dialoog op A2-niveau over een herkenbaar en eenvoudig onderwerp.
Stel je voor dat je samen met een vriend(in) plannen maakt voor het weekend. Jullie bespreken wat jullie willen doen, hoe laat jullie afspreken, waar jullie elkaar zullen ontmoeten en wie er meegaan. Gebruik de woordenlijst die je hebt gekregen om te helpen met de woordenschat en om zinnen te formuleren.
Schrijf een dialoog waarin je minimaal de volgende punten behandelt:
Lengte van de dialoog: De dialoog moet uit minimaal 6 uitwisselingen (vraag/antwoord) bestaan. Probeer korte en duidelijke zinnen te gebruiken.
Hieronder staat een voorbeeld om je op weg te helpen:
Person A: Hallo! Wie geht’s dir?
Person B: Hallo! Mir geht’s gut, danke. Und dir?
Person A: Auch gut, danke. Hast du am Wochenende Zeit? Sollen wir etwas zusammen machen?
Person B: Ja, das wäre toll! Was hast du im Sinn?
Person A: Vielleicht ins Kino gehen? Ein neuer Film läuft am Freitag.
Person B: Gute Idee! Wann und wo treffen wir uns?
Person A: Um 18 Uhr am Kinoeingang?
Person B: Perfekt! Soll ich Anna auch einladen?
Person A: Ja, das ist super! Bis Freitag dann?
Person B: Ja, bis Freitag! Tschüss!
Gebruik de volgende woorden en zinnen om je dialoog uit te breiden:
Nederlands | Duits |
---|---|
Zullen we iets doen? | Sollen wir etwas machen? |
Heb je zin om...? | Hast du Lust, ... zu ...? |
Waar en wanneer? | Wo und wann? |
bioscoop | Kino |
wandelen | Wandern |
uit eten gaan | Essen gehen |
tijd | Zeit |
Heb je tijd? | Hast du Zeit? |
Komt er nog iemand mee? | Kommt noch jemand mit? |
Tot vrijdag! | Bis Freitag! |