Ma 21-10 Vrij 25-10

Vakantie

Je hebt vorige week een poster/ resiverslag geschreven in het Duits. Dat is een onderdeel die je moet inleveren voor je Praktische Opdracht.

Deze week ga je oefenen om het te kunnen vertellen in het Duits.

Je hebt een keuze:

Je levert een video in op 17 oktober

of

je maakt een afspraak met mevrouw Baumgart om het live voor mij te doen in de Toetsweek.

Geef dit voor 12 oktober aan mij door!

 

Zet je werk in Seesaw en met een link in Egodact in je logboek Vakantie.

 

 

Logo

Je bekijkt 1 afleveringen van Logo.  Je scrollt even naar beneden naar de uitzendingen van deze week. Elke dag is er een uitzending. Je maakt per uitzending een samenvatting in het Nederlands. Waar gaat het over? ( 5 onderwerpen) Weerbericht etc.

Zet je werk in Seesaw en met een link in Egodact in je logboek LOGO met datum van uitzending.

 

Weektekts

Elke week krijg je een Duitse tekst, nieuws die met deze week te maken heeft. Herkenbaar? Klopt het lijkt op Nieuwsbegrip maar dat is het niet.

Deze tekts ga je lezen. Je onderstreept de woorden die je niet begrijpt. Hiervan maak je een woordenlijst, dus een vertaling naar het Nederlands.

Daarnaast maak je een samenvatting waarover de tekst gaat.( Wie, wat, waar, waarom, wanneer, etc) Dus niet een letterlijke vertaling, maar een samenvatting in je eigen woorden.

Waarom?

Je woordenschat wordt groter, je leer meer over Duitsland en je leestempo gaat omhoog.

Zet je werk in Seesaw en met een link in Egodact in je logboek Weektekst.

 

 

Grammatik

Je gaat met Grammatik aan de slag!

Sommige van jullie hebben vorige jaar al wat oefeningen al gemaakt, maar herhaling kan geen kwaad. Je maakt de oefeningen en je maakt er screenshots van het resultaat.

Je schrijft de theorie op in een schrift! Dat wordt je Grammatik schrift!

Zet je werk in Seesaw en met een link in Egodact in je logboek Naamvallen

Naamvallen


Ja, daar gaan we. je hebt het weleens gehoord van je moeder of broer. De naamvallen dat is zo moeilijk. Maar we gaan het toch doen. Wat zijn dat eigenlijk? En waar heb je het voor nodig?

In het Duits zijn er vier naamvallen:

  1. De 1e naamval is vergelijkbaar met het onderwerp en het naamwoordelijk deel van het gezegde in het Nederlands.
  2. De 2e naamval wordt nauwelijks gebruikt en meestal omschreven met het voorzetsel 'von' plus 3e naamval.
  3. De 3e naamval is vergelijkbaar met het meewerkend voorwerp in het Nederlands.
  4. De 4e naamval is vergelijkbaar met het lijdend voorwerp in het Nederlands.


Hier ga je alle naamvallen nog oefenen.

 

Naamvallen zonder voorzetsels (ontleden)

  1. Bekijk de theorie.
    Eerste en vierde naamval
    Naamvallen van het persoonlijk voornaamwoord
    Eerste, derde en vierde naamval

 

Opdracht 1:

Wanneer welke naamval?

 

Opdracht 2: Schrijf de volgende zinnen over in een Pages document en vul bij A de juiste uitgangen en bij B de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord in.

A. lidwoorden en bezittelijke voornaamwoorden
  1. Mein... Schwester (v) macht ein... Reise (v) nach Deutschland.
  2. D... Junge (m) kauft sein... Freund (m) ein... Eis (o).
  3. D... Sportler (mv) haben d... Ziel (o) erreicht.
  4. Wir haben unser... Oma (v) ein... Karte (v) geschickt.
  5. Bringt ihr d... Großeltern (mv) ein... Souvenir (o) mit?

B. persoonlijke voornaamwoorden
  1. (Wij) ... suchen (jullie) ... schon eine halbe Stunde.
  2. Wo ist der Schlüssel? Gibst (jij) ... (hem) ... (aan mij) ... bitte?
  3. Werdet (jullie) ... (ons) ... vermissen?
  4. Ja, (ik) ... verstehe (u) ... .
  5. Siehst (jij) ... (hem) ...?