Je geeft de samenstelling van een mengsel vaak in procenten % op.
Bijvoorbeeld: lucht bestaat voor 21% uit zuurstof, 78% uit stikstof en 1% uit andere gassen.
Bij vloeistoffen en gassen reken je meestal met het volume. Je geeft dan de samenstelling in volume%.
Bij vaste stoffen gaat het om de massa van de stoffen. Je geeft dan de samenstelling in massa%.
volume % = ml stof/ml mengsel x 100%
massa % = g stof/g mengsel x 100%
Voorbeeld: In een fles wijn met een inhoud van 750 ml zit 10 volume% alcohol. Hoeveel alcohol zit er in deze fles?
10 % betekent 10 ml per 100 ml, dus in 750 ml zit 7.5 x 10 = 75 ml alcohol.
Bij een oplossing kun je de samenstelling ook aangeven met het begrip concentratie. Je geeft dan aan hoeveel van een bepaalde stof per liter aanwezig is.
Voorbeeld: Als ik 5 gram zout oplos in 1 liter water, dan is de concentratie zout in de zoutoplossing dus 5 g/l.