Leestekens

Leestekens

We gebruiken leestekens zodat we de tekst makkelijker kunnen lezen. Wanneer in een tekst geen leestekens worden gebruikt of ze worden niet goed gebruikt, kun je de tekst moeilijk lezen.

punt -.
komma  -, 
uitroepteken -!
vraagteken  -?
dubbele punt  -:
aanhalingsteken  -"

 

 

Leestekens - Virtuele Training

Een punt schrijf je aan het einde van een zin:

- Vandaag heb ik een voetbalwedstrijd.                                                   

- Morgen ga ik winkelen met mijn vriendin.

 

Een komma gebruik je:

Tussen twee gezegdes in een samengestelde zin:

- Als de docent praat, houdt iedereen zijn mond.

In een opsomming:

- Morgen heb ik drie toetsen: wiskunde, Nederlands en biologie.

Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden:

- Ik krijg een mooie, nieuwe fiets.

Bij woordjes als 'toch', 'ja', 'hoor' en 'oke'.

- Dat is prima, hoor.

- Ja, dat gaat lukken.

Na de aanhef in een brief/e-mail:

- Geachte heer De Vries,

 

Een uitroepteken gebruik je om aan te geven dat iemand roept of een bevel geeft:

- Beste mevrouw De Haan,

- "Ik ben hier!" klonk het vanuit de keuken.                                                               

- Stop! Kom hier!

 

Een vraagteken schrijf je aan het einde van een vragende zin.

- Welk cijfer heb je gehaald?

 

Een dubbele punt gebruik je bij het noemen van een voorbeeld, uitleg, opsomming of citaat.

Bijvoorbeeld:

- opsomming: je hebt nodig: een snuf zout, een ei, 100 gr. meel en 10 gram boter.

- uitleg: ik kan niet mee naar de film: ik moet huiswerk maken.

- citaat: hij zei: "Ik kan morgen niet mee, want ik moet huiswerk maken."

 

Aanhalingstekens gebruik je in citaten of om aan te geven dat je iets op een andere manier moet lezen:

- Peter zei: "Lekkere 'vriend' ben jij: je roddelt achter mijn rug over mij!"