De klas wordt verdeeld in tweetallen of groepjes. Elk tweetal/groepje kiest een syndroom en maakt een pitch van 1 minuut waarin je informatie geeft over bijvoorbeeld:
Heb je een cliënt met dit syndroom of ken je iemand met dit syndroom?
Welke klachten/beperkingen heeft iemand/de cliënt met dit syndroom?
Welke gevolgen heeft het syndroom voor het dagelijks leven?
Welke kennis heb je nodig als je iemand met dit syndroom begeleidt?
Wat zijn belangrijke aandachtspunten als je iemand met dit syndroom begeleidt?
..........
De docent geeft aan hoeveel tijd je hebt voor het maken van de pitch en waneer je de pitch gaat geven.