Ieder mens is ontstaan tijdens de bevruchting: een zaadcel is een eicel binnen gedrongen. Beiden hebben ze 23 chromosomen met dezelfde soort genen.
Dit betekent dat in een lichaamscel 2 x 23 (verschillende) = 46 chromosomen zitten. Je bouwbeschrijving ligt dus bij de bevruchting al vast!
Hieronder zie je een chromosomenkaart (karyogram) van een mens met 46 chromosomen. Zo'n karyogram kun je alleen maar maken op het moment dat de cel zich aan het delen is. Op andere momenten zijn de chromosomen onzichtbaar.
Het 23ste paar noemen we de geslachtschromosomen. Zij bepalen of je een jongen of een meisje wordt. Heb je twee verschillende (een grote X en een kleine Y) dan word je een jongen, heb je twee dezelfde grote X chromosomen dan word je een meisje.
Andere organismen hebben ook chromosomen. Hieronder zie je bijvoorbeeld een karyogram van een mais plant. Een mais plant heeft dus in iedere cel in totaal 20 chromosomen.