In bijna iedere cel van je lichaam zitten chromosomen. Cellen zijn de bouwstenen van je lichaam. Chromosomen zijn een soort strengen. Ze bestaan uit de stof DNA. In dit DNA zit een code voor al onze erfelijke eigenschappen.
Op de chromosomen zitten de genen. Er zijn in totaal zo'n 20.000 genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen heeft de code van een kenmerk, die (mee)bepaalt:
Van ieder gen erf je een versie van je vader en van je moeder. Welke versie je ouders doorgeven ligt er ook weer aan welke versie zij van hun vader en moeder hebben gekregen. De genen van vader en moeder samen bepalen welke eigenschappen jij krijgt.
Je hebt voor iedere eigenschap dus twee genen. Soms zijn deze genen gelijk en hebben ze beide dezelfde code, soms hebbben ze beide een andere code.
Als er een bevruchte eicel ontstaat noemen we dat binnen de biologie ook wel een zygote. Dit woord verklaard een deel van de woorden heterozygoot en homozygoot. Wat betekenen dan hetero en homo?
Ieder chromosoom heb je in een gewone cel twee keer. Ieder gen heb je dus ook 2 keer, 1 gekregen met de zaadcel van je vader, 1 gekregen met de eicel van je moeder. Voor één eigenschap heb je dus (tenminste) twee genen. Soms zijn deze genen gelijk voor een eigenschap, bijvoorbeeld twee keer het gen blauw. Je bent dan homozygoot voor die eigenschap.
Als je 2 verschillende genen hebt voor de eigenschap van bijvoorbeeld je oogkleur, bijvoorbeeld een blauw gen en een bruin gen dan noemen we dat heterozygoot. Per eigenschap verschilt het of je heterozygoot of homozygoot bent.
Als je heterozygoot bent voor een eigenschap hoeft je fenotype niet een combinatie te zijn van de twee verschillende genen. Vaak is het ene gen sterker dan het andere.
Je ziet dan het sterkste, het dominante gen. Bijvoorbeeld iemand met een gen voor bruine ogen en een gen voor blauwe ogen heeft bruine ogen, want bruin is dominant. Blauw zie je niet, dit is het recessieve gen. Recessief is dus ondergeschikt. Je ziet dit gen alleen als je homozygoot ( = 2 x hetzelfde) voor blauwe oogkleur hebt. (NB groen en grijs wordt door een ander gen gevormd).
Deze vorm van overerving moet je kennen en kunnen uitleggen met behulp van een kruisingsschema.
Je noteert de genen altijd met een letter, bijvoorbeeld de letter A.
Een dominant gen heeft een hoofdletter (A)
Een recessief gen heeft een kleine letter (a)
Ben je homozygoot heb je dus twee keer dezelfde letter (AA of aa)
Ben je heterozygoot heb je dus twee verschillende letters (Aa)
Let op: kies altijd een letter met een duidelijk verschil tussen de hoofdletter en de kleine letter, dus geen C en c.
AA= homzygoot dominant
aa = homzygoot recessief
Aa = heterozygoot