1. Bij een plant zijn er rode, roze en witte bloemen. Een plant is heterozygoot voor bloemkleur. Twee heterozygote planten worden met elkaar gekruist. Er ontstaan 2000 zaden die uitgroeien tot nieuwe planten.
a. Hoeveel planten zullen rode bloemen hebben?
b. Hoeveel planten zullen roze bloemen hebben?
c. Hoeveel planten zullen witte bloemen hebben?
2. Bij katten wordt de vachtkleur onder ander bepaald door een gen dat op het X chromosoom ligt. Er is een gen voor rode vacht en een gen voor zwarte vacht. voor zwarte vacht.
Poezen (vrouwtjes) kunnen een rode vacht hebben, een schilpadvacht of een zwarte vacht. Schilpadvacht is het intermediaire fenotype.
Een poes met een schilpadvacht paart met een rode kater.
Hoe groot is de kans dat er een schildpadpoes geboren wordt?
3. Petunia’s (een plantensoort) kunnen verschillende kleuren bloemen hebben. Het is bekend dat bloemkleur een intermediair fenotype kan zijn. Een petunia met gele bloemen wordt gekruist met een petunia die rode bloemen heeft. Alle nakomelingen uit de F1 hebben oranje bloemen. De F1 wordt onderling verder gekruist om de F2 te maken.
a. Welke fenotypen en genotypen hebben de nakomelingen van de F2? Laat zien met een kruisingstabel.
b. Hoe groot is de kans op het krijgen van petunia’s met oranje bloemen in de F2?
Een kweker wilt graag petunia’s met oranje bloemen. Hij vraagt zich af of, als hij twee petunia’s met oranje bloemen met elkaar kruist, er alleen maar oranje nakomelingen zullen zijn.
c. Is het met deze kruising mogelijk om alleen maar nakomelingen met oranje bloemen te krijgen? Leg uit
4. Een plant met rode bloemen wordt gekruist met een plant met witte bloemen. Uit de zaden die ontstaan, ontwikkelen zich alleen planten met roze bloemen. Deze nakomelingen uit de F1 planten zich onderling voort. De F2 bestaat uit 105 planten met rode bloemen, 110 planten met witte bloemen en 250 planten met roze bloemen.
a. Hoeveel van die 465 planten uit de F2 zijn heterozygoot?
b. Laat met een kruisingstabel de kruising van twee planten met roze bloemen zien. Geef aan hoeveel procent kans er is op elk genotype.
5. Bij het Engelse Shorthorn-vee komen rode, vaalrode en witte runderen voor. Een veehouder die deze runderen fokt, insemineert vele vaalrode koeien met sperma van één vaalrode stier. Onder de nakomelingen bevinden zich vaalrode, witte en rode kalveren, en wel in de verhouding 2 : 1 : 1.
Door welke van de volgende onderstaande beweringen kan deze verhouding worden verklaard?
Bewering 1: Het gen voor rood is dominant over dat voor wit.
Bewering 2: Er is sprake van dominantie, maar van een intermediaire fenotype.
Bewering 3: Er zijn 3 genen: één voor vaalrood, één voor wit en één voor rood en
vaalrood is intermediair.
Bewering 4: Wit is dominant over Rood.
6 Een veelvoorkomende kleur van de parkiet is groen. Deze kleur komt voorin drie varianten: lichtgroen, donkergroen en olijfgroen. Deze kleuren zijn afhankelijk van het genotype van de parkiet.
Een vogelkweker kruist olijfgroene parkieten met donkergroene parkieten.
Maak een kruisingsschema en een tabel.
Vul het kruisingsschema in en geef in de tabel aan in welke verhouding de kleuren voorkomen bij de nakomelingen.