Mitose

Bij de bevruchting heb je dus in de bevruchte eicel een set chromosomen. Van de bevruchte eicel worden kopieën gemaakt. Hij gaat zich dus delen in twee, vier, acht, zestien enz.enz… Het maken van deze kopieën noemen we de gewone celdeling. Het biologische woord dat we gebruiken is mitose. Hiermee worden cellen gemaakt waarbij de nieuwe cellen kopieën zijn van de eerste cel. ze hebben precies dezelfde erfelijke informatie.

 

Een mitose gaat in de volgende stappen:

  1. de chromosomen spiraliseren. Hierdoor kan je ze zien.
  2. de chromosomen kopiëren zich en gaan naast elkaar in het midden van de cel liggen. Ieder chromosoom bestaat nu uit 2 gelijke draden die aan elkaar vast zitten.  
  3. de 2 chromosoomdraden gaan zich delen. De 2 draden worden door dunne draadjes  uit elkaar getrokken, ieder naar een tegenoverliggend pool (zijde).
  4. Er ontstaat een nieuwe celmembraan en er zijn nu twee cellen gevormd met exact dezelfde erfelijke informatie, een kopie dus.

Mitosedelingen heb je nodig om te groeien, om cellen te vervangen en om wonden te herstellen.

Aan het begin van de zwangerschap kunnen de cellen nog allerlei soorten cellen worden. Dit noemen we stamcellen. Alle genen in de cel zijn nog bruikbaar.

Tijdens de zwangerschap worden verschillende soorten cellen gemaakt. Cellen gaan zich specialiseren. Voor ieder gen zit een “knopje” van aan of uit. Op het moment dat deze knopjes worden uitgezet zijn die genen niet meer bruikbaar. Het is dan bijvoorbeeld een spiercel geworden. Alle cellen die hieruit voortkomen zijn dan ook spiercellen.

Iedere cel heeft dus wel alle erfelijke informatie maar kan maar een klein gedeelte gebruiken.

Mitose