WHAT: Neem de uitleg van grammatica door en maak de bijbehorende grammatica opdrachten onder het kopje "Oefenen", kies de opdracht die bij je past!
HOW: werk individueel.
HELP: Als je vragen hebt mag je je lesboek erbij nemen, de uitleg video's bekijken of je hand opsteken.
TIME: Je hebt 15 minuten.
RESULT: Je hebt geoefend met Grammar van Chapter 1 ter voorbereiding op het SO.
DONE: Als je klaar bent, ga dan verder met het kopje "THEME WORDS".
UITLEG: Present tenses
Present Simple (Tegenwoordige tijd):
Gebruik: De present simple wordt gebruikt om gewoonten, feiten, algemene waarheden en herhaalde acties uit te drukken.
Vorm: De vorm van de present simple is over het algemeen eenvoudig en bestaat uit de stam van het werkwoord (infinitief zonder "to") in de derde persoon enkelvoud (he/she/it) voegt een "-s" of "-es" toe.
Voorbeeld: "She reads books every evening." (Ze leest elke avond boeken.)
Present Continuous (Tegenwoordige tijd met -ing vorm):
Gebruik: De present continuous wordt gebruikt om acties uit te drukken die op dit moment plaatsvinden of tijdelijke acties in de nabije toekomst.
Vorm: De vorm van de present continuous wordt gevormd met behulp van de tegenwoordige tijd van het hulpwerkwoord "to be" (am/is/are) gevolgd door de werkwoordsvorm met "-ing".
Voorbeeld: "They are playing soccer in the park right now." (Ze zijn nu aan het voetballen in het park.)
Present Perfect (Voltooide tegenwoordige tijd):
Gebruik: De present perfect wordt gebruikt om acties uit het verleden te verbinden met het heden, om ervaringen en resultaten in het heden te bespreken.
Vorm: De vorm van de present perfect wordt gevormd door het hulpwerkwoord "to have" (have/has) in de tegenwoordige tijd te combineren met het voltooide deelwoord van het werkwoord.
Voorbeeld: "I have visited Paris several times." (Ik heb Parijs meerdere keren bezocht.)
UITLEG: Tag questions
Tag questions zijn korte vraagzinnen die aan het einde van een zin worden toegevoegd om bevestiging of bevestiging van informatie te vragen. Hier is een korte uitleg over tag questions:
Structuur:
Een tag question bestaat uit een verkorte vorm van het hulpwerkwoord en een persoonlijk voornaamwoord.
Als de hoofdzin positief is, is de tag question meestal negatief, en vice versa.
Als het hoofdwerkwoord in de tegenwoordige tijd staat, wordt het hulpwerkwoord "do" gebruikt. Als het hoofdwerkwoord een vorm van "to be" is, wordt hetzelfde werkwoord als hulpwerkwoord gebruikt.
Als de zin in de tegenwoordige tijd staat, wordt de tag question meestal gevormd door het hulpwerkwoord en het persoonlijke voornaamwoord om te draaien. Bijvoorbeeld: "You like coffee, don't you?"
Als de zin in de verleden tijd staat, wordt de tag question gevormd door het hulpwerkwoord "did" en het persoonlijke voornaamwoord toe te voegen. Bijvoorbeeld: "He didn't go, did he?"
Gebruik:
Tag questions worden vaak gebruikt om bevestiging of verificatie te vragen, om te controleren of de gesprekspartner het eens is met de informatie of om de bevestiging van een vermoeden te vragen.
Tag questions kunnen ook gebruikt worden om een gesprek te verzachten of om vriendelijkheid uit te drukken.
Voorbeelden: "It's a nice day, isn't it?" (Het is een mooie dag, nietwaar?) "You like ice cream, don't you?" (Je houdt van ijs, toch?)
UITLEG: Gerunds and to + infinitives
Gerunds en "to + infinitives" zijn beide vormen van werkwoorden die worden gebruikt als zelfstandige naamwoorden in een zin. Hier is een korte uitleg over gerunds en "to + infinitives":
Gerunds:
Gerunds zijn werkwoorden die worden gebruikt als zelfstandige naamwoorden en eindigen op "-ing".
Ze verwijzen naar activiteiten of acties en worden gebruikt als onderwerp, lijdend voorwerp, onderwerp van een voorzetsel of na sommige werkwoorden.
Voorbeeld: "Swimming is my favorite hobby." (Zwemmen is mijn favoriete hobby.)
"To + Infinitives":
"To + infinitives" verwijst naar de infinitiefvorm van een werkwoord, waarbij "to" voorafgaat aan het werkwoord.
Ze worden ook gebruikt als zelfstandige naamwoorden en kunnen fungeren als onderwerp, lijdend voorwerp, onderwerp van een voorzetsel of na bepaalde werkwoorden.
Voorbeeld: "To read is enjoyable." (Lezen is plezierig.)
UITLEG: Some-, Any-, Every- and No-
De woorden "some," "any," "every," en "no" worden gebruikt om hoeveelheden en bereiken aan te duiden. Hier is een korte uitleg over elk van deze woorden:
Some:
"Some" wordt gebruikt in positieve zinnen om een onbepaalde hoeveelheid, een deel van iets of een aanbod aan te geven.
Het wordt ook gebruikt in vragen waarbij je een bevestigend antwoord verwacht.
Voorbeeld: "I have some apples." (Ik heb wat appels.)
Any:
"Any" wordt gebruikt in negatieve zinnen en vragen om een onbepaalde hoeveelheid of een willekeurige keuze aan te duiden.
Het wordt ook gebruikt in bevestigende zinnen als een versterking van ontkenning.
Voorbeeld: "I don't have any apples." (Ik heb geen appels.)
Every:
"Every" wordt gebruikt om een volledige of volledige reeks aan te geven, waarbij elk individueel item wordt opgenomen.
Het verwijst naar alle leden van een groep zonder uitzondering.
Voorbeeld: "Every student must complete the assignment." (Elke student moet de opdracht voltooien.)
No:
"No" wordt gebruikt om een volledige ontkenning aan te geven, waarbij geen enkel item wordt opgenomen.
EXTRA UITLEG VIDEO'S (LET OP DIT ONDERDEEL IS NIET VERPLICHT)