Lernziel: Ik kan de stam van een werkwoord maken in het Duits!
Als je in het Duits een werkwoord wil gaan vervoegen, dan is het de bedoeling dat je eerst de stam gaat maken van een werkwoord.
In het Duits doe je dit standaard door -en van het hele werkwoord af te halen. Niet meer.
Uitzondering: eindigt het hele werkwoord op alleen een -n, dan haal je alleen de n weg.
Lernziel: Ik kan de vervoegingen van de werkwoorden in de tegenwoordige tijd toepassen.
Je hebt bij Fase 1 geleerd hoe je de stam van een werkwoord maakt. We gaan bij deze fase kijken hoe je het werkwoord gaat vervoegen.
In het Duits vervoeg je de werkwoorden als volgt.
In het Nederlands is hiervoor een ezelsbruggetje, namelijk (Fe)estenten. Haal Fe weg en dan heb je de volgorde van wat er achter de Stam moet komen te staan.
Lernziel: Ik kan de uitzonderingsregel met stam op d/t correct toepassen.
Bij het vervoegen van een werkwoord in het Duits, kan je tegen problemen aanlopen als de stam van het werkwoord eindigt op een d of t.
Er ontstaan dan uitzonderingen bij de du + er/sie/es + ihr vorm.
Lernziel: Ik kan de uitzonderingsregel met stam op S-klank correct toepassen.
Bij het vervoegen van een werkwoord in het Duits, kan je tegen problemen aanlopen als de stam van het werkwoord eindigt op een s-klank. (S, Z, ß, X)
Er ontstaat dan een uitzondering bij de Du vorm.
Blooket Präsens Fase 4 (Om thuis te oefenen)
Lernziel: Ik kan de uitzonderingsregel werkwoord met voorzetsel correct toepassen.
Soms komt het voor dat een werkwoord gekoppeld is aan een voorzetsel. Denk bijvoorbeeld aan het woord naspelen. Als je zo'n werkwoord vervoegd, wordt het voorzetsel van het werkwoord losgekoppeld. Zie vb. ik speel na. Dit gebeurt ook in het Duits. De voorzetsels zijn als volgt:
voor | vor |
met | mit |
na | nach |
tegen | gegen |
op | auf |
achter | hinter |
over | über |
Het werkwoord nachspielen vervoeg je dus door te schrijven: ich spiele nach.
Lernziel: Ik kan de uitzonderingsregel met stam op m/n correct toepassen.
Sommige werkwoorden in het Duits eindigen op een m of n met een andere klinker ervoor. Dit woord is op dat moment niet makkelijk uit te spreken als je het wil vervoegen. Daarom worden deze werkwoorden hetzelfde vervoegd alsof de stam op een d of t zou eindigen.
De bekendste werkwoorden waarbij dit gebeurt zijn: atmen - regnen - leuchnen - zeichnen
du | +est |
er/sie/es | +et |
ihr | +et |
Lernziel: Ik kan de a/i wissel in het Duits toepassen.
Achtergrond
Net zoals in het Nederlands is er in het Duits een verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verledentijd en bij het voltooid deelwoord anders zijn. Bijv.
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verledentijd en bij het voltooid deelwoord niet anders zijn.
Uitleg
In het Duits zien we bij enkele sterke werkwoorden echter in de tegenwoordige tijd ook al een verandering plaats vinden. Het betreft sterke werkwoorden met een a of e in het werkwoord.
Bij deze werkwoorden vindt een verandering plaats bij de DU en de ER/SIE/ES vorm plaats.
De werkwoorden met een a wordt een ä umlaut.
De werkwoorden met een e wordt een i/ie
Zoals je ziet verandert er in enkele gevallen nog iets meer in de zin. Dit is alleen bij sterke werkwoord waarin een h zit. De h wordt dan vervangen voor een dubbele medeklinker.