Controleer of de correcte elektrode op de combimeter zit. (Zie figuur 2)
Spoel de elektrode voor de meting af met water en veeg droog.
Dompel de punt ongeveer 2 tot 3 cm onder in het te meten monster.
Beweeg de punt van de elektrode een beetje heen en weer tot de aanduiding van de meetwaarde gestabiliseerd is.
Als je wil dat de gemeten waarde op het scherm blijft staan na het verwijderen van de elektrode, druk dan op de “H/M” toets. Dit activeert de datahold-functie. Als je opnieuw op deze toets drukt, wordt de functie weer gedeactiveerd.
Haal de elektrode uit het bekerglas en spoel af met demiwater.
Herhaal deze stappen voor al je monsters.
Schakel de combimeter uit.
Kalibreren
Plaats de elektrode voor geleidbaarheid in de combimeter. (zie figuur 2)
Schakel de combimeter in. Als modus moet nu “COND” worden weergegeven.
Spoel de punt van de elektrode met water.
Veeg de elektrode droog.
Steek de elektrode in de kalibreeroplossing (1413 μS/cm). Zorg ervoor dat de punt ongeveer 2 tot 3 cm is ondergedompeld.
Beweeg de punt een beetje heen en weer.
Wacht ten minste 30 seconden tot de aanduiding van de meetwaarde op het scherm stabiliseert.
Houd de toets /CAL ingedrukt tot onderaan op het scherm CAL verschijnt en op het scherm de aanduiding “1413 μS/cm” knippert. De kalibratie start nu.
Wanneer de kalibratie voltooid is geeft het scherm “SA” en vervolgens “END” weer. Daarna verschijnt de gemeten geleidbaarheidswaarde op het scherm.