Opdracht 1. Van een rechthoek ABCD zijn de zijden 7 en 11cm. Rechthoek KLMN is een vergroting van rechthoek ABCD met factor 1,5.
a. Bereken de zijden van rechthoek KLMN.
b. Hoeveel keer zo groot wordt de oppervlakte?
Opdracht 2. Een rechthoek is 24 bij 32cm. Van een vergroting van deze rechthoek is één van de zijden 56cm.
a. Hoe groot kan de vergrotingsfactor geweest zijn? Let op: er zijn twee mogelijkheden.
b. Welke afmetingen kan de vergroting hebben? Geef beide mogelijkheden.
Opdracht 3. Vierhoek ABCD heeft een oppervlakte van en een omtrek van 12cm. Van deze vierhoek wordt een vergroting gemaakt met factor 7.
a. Bereken de omtrek van de vergroting.
b. Bereken de oppervlakte van de vergroting.
c. De omtrek van een andere vergroting van vierhoek ABCD is 432 cm. Bereken de oppervlakte van deze vergroting.
Opdracht 4. Van een balk is de oppervlakte en de inhoud is
.
a. Bereken de oppervlakte en de inhoud van de vergroting, als je de balk vergroot met factor 5.
b. Bereken de oppervlakte en de inhoud van de vergroting, als je de balk vergroot met factor .
c. Als de oppervlakte van een vergroting wordt, hoe groot wordt dan de inhoud van deze vergroting.
Opdracht 5. Hieronder het vooraanzicht van een afgeknotte kegel. Bereken de inhoud van de kegel, geef je antwoord in liters.
Opdracht 6. Bereken de lengte van de lijnstukken d & f van de driehoek hieronder.
Opdracht 7. Bereken de lengte van het lijnstuk a. (Bereken eerst de hoek ).
Opdracht 8. Bereken hoek en de lengte van de zijde a.
Opdracht 9. Gebruik de cosinusregel om de hoeken van het onderstaande figuur te berekenen.