Een zonnecollector op het dak gebruikt warmte uit zonlicht om water te verwarmen. Een zonneboiler bestaat uit:
In de collector zit een vloeistof. De temperatuur van de vloeistof kan door de zonneschijn oplopen tot wel 90 graden. Via een leiding wordt de warme vloeistof van de collector naar het voorraadvat gepompt. Daar stroomt het door een warmtewisselaar die de warmte afgeeft aan het water in het vat. Van het vat gaat een leiding naar de douche. Vooral 's winters wordt het water niet warm genoeg en springt de bijverwarmer bij. In de meeste huizen is dat een hr-ketel. Die stookt het water uit de boiler bij tot minstens 60 graden Celsius. Deze temperatuur is noodzakelijk om groei van de Legionella bacterie te voorkomen.
De grootte van een zonneboiler wordt meestal afgestemd op de hoeveelheid warmte die in de zomer nodig is om het water op te warmen. Een grotere installatie die in de winter meer warmte (voor warm water) kan leveren, zou ’s zomers veel warmte onbenut laten.