Het begrip ecologie werd in 1866 voor het eerst gebruikt door Darwin. Echter was het begrip in 1793 al geopperd door Christian Konrad Sprengel. Helaas was het in de tijd geen begrip voor deze "waanideeën" en werd het gezien als godlastering.
Toen Charles Darwin het onderzoek van Sprengel nieuw leven in blies, door aan te tonen dat er verbanden waren tussen organismen en hun omgeving, zijn er veel onderzoekers ermee verder gegaan. Eén van de belangrijkste starters was Ernst Haeckel. Haeckel hield een pleidooi dat onderzoekers ecologie niet moesten onderzoeken in een laboratorium maar dat ze deze kennis moesten opdoen in de natuur. Waar nodig konden zij eventuele opgedane ideeën toetsen in een laboratorium.
Haeckel was enorm fan van de twee (eigenlijk 3) grondleggers van de ecologie. Want naast Charles Darwin was ook Alexander von Humboldt, in de natuur, bezig met het vaststellen van ecologie.
Beide ecologen hielden zich bezig met botanie (studie naar planten) en zoölogie (studie naar dieren). Daarnaast interesseerden zij zich beide voor geologie (studie van de aarde) en klimatologie (studie naar verschillende klimaten).
Het was Alexander von Humboldt die baanbrekend onderzoek deed naar botanische geografie.
Halverwege de 20e eeuw waren er vier groepen onderzoekers die via gescheiden wegen uiteindelijk de ecologie vormgaven en gezamelijk een terminologie ontwikkelden.
De vier groepen zijn verdeeld in:
De Botanisten kwamen met vele begrippen waar wij tot op vandaag nog steeds mee werken. Een paar voorbeelden (die later verder worden uitgelegd) zijn:
Ook zoölogen, limnologen en oceanografen hebben de nodige begrippen geïntroduceerd waar wij tot op heden mee werken. Een paar voorbeelden zijn:
Rond 1940 kwam de Amerikaanse onderzoeker Evelyn Hutchinson tot de conclusie dat alle onderzoeken naar ecologie tot op dat punt, zich voornamelijk bezig hadden gehouden met het bespreken van competitie en populatie biologie. Echter hadden ze nooit bewust stilgestaan bij de stofwisselingsaspecten van de ecologie en de biogeochemische benadering.
Hiermee introduceerde Hutchinson de termen kringlopen, energiestromen en wiskundige modellen.
Een ecosysteem moet in balans zijn om goed te kunnen functioneren. Onderzoekers uit de geschiedenis maar ook van het heden komen keer op keer tot de conclusie dat er geen energie verloren gaat. Afhankelijk van hoe energie omgezet wordt, kan men een conclusie trekken op het balans van een ecosysteem.
In de huidige economie leven wij in een klimaatcrisis. Er wordt veel energie omgezet in stoffen waar te weinig vraag naar is. Hoe los je dit op?