Een voedselketen is afhankelijk van de relaties tussen soorten. Soorten kunnen alleen bestaan als het voedsel wat zij eten ook kan voortbestaan.
Onderling kent elke soort verschillende relaties. Voorbeelden hiervan zijn:
Competitie/concurrentie
Twee soorten concurreren met elkaar voor dezelfde voedingsstoffen die bapalend is of zij het overleven of niet.
Predatie
De ene soort jaagt op een ander soort, waarbij de jager de andere soort als prooi gebruikt.
Symbiose
Hierin zijn drie soorten te onderscheiden:
Mutualisme
Beide soorten hebben voordeel van de samenwerking onderling. Bijvoorbeeld; Stikstoffixerende bacteriën in de wortelknollen van bepaalde planten. De planten geven voedingsstoffen aan de bacteriën en krijgen hier extra stikstof voor terug.
Commensalisme
Een samenwerking tussen twee soorten waarbij één van de soorten er een voordeel bij heeft, maar de ander heeft er geen voordeel en geen nadeel van. Bijvoorbeeld alg wat op het schild van een schildpad groeit.
Parasitisme
De ene soort ondervindt voordeel ten koste van de andere soort. Bijvoorbeeld wormen halen voedingsstoffen uit de darmen van een dier waardoor het dier vermagerd en verzwakt.