Live, lives en life
Hoewel de woorden live, lives en life erg op elkaar lijken betekenen ze alle drie iets anders.
Live heeft twee betekenissen
1. Het is een werkwoord wat wonen of leven betekent.
- We live in London. (We wonen in Londen.)
- Women live longer than men. (Vrouwen leven langer dan mannen.)
2. Het is een bijvoeglijk naamwoord wat live (direct uitgezonden) betekent
- It was a live concert. (Het was een live concert.)
- It will be broadcast live. (het wordt live uitgezonden.)
Lives heeft twee betekenissen
1. Het is de meervoudsvorm van het zelfstandig naamwoord life.
- The mistake cost lives. (De fout kostte levens.)
- This will save human lives. (Dit gaat mensen levens redden.
2. Het is de 3e persoon enkelvoud vorm van het werkwoord to live.
- Who lives in that house? (Wie woont er in dat huis?)
- This cat lives after falling from flat. (De kat leeft nadat het van een flat is gevallen.)
Life is een zelfstandig naamwoord en betekent (het) leven.
- Life is short. (Het leven is kort.)
- My whole life (mijn hele leven)
- Life in the 18th century (het leven in de 18e eeuw)