Er zijn verschillende manieren om OBT&L in te zetten. Dit biedt een grote flexibiliteit bij het afstemmen op pedagogische doelen. Leerdoelen kunnen zijn:
Problemen oplossen: studenten worden gevraagd problemen op te lossen die zijn ingesteld op basis van het object.
Vragen stellen:
1. Objecten gebruiken om studenten aan te moedigen hun eigen onderzoeksvragen te ontwikkelen.
2. Studenten kunnen ook leren strategieën te ontwikkelen om die vragen te beantwoorden.
3. Studenten gebruiken een object om te vergelijken met andere objecten.
Peer-to-peer-interactie: objecten gebruiken als brandpunt en als katalysator voor een gesprek. Dit type OBT&L-les moet objecten bevatten, terwijl studenten in staat worden gesteld om samen te werken, hun leerervaringen te delen met peers, en hun kennis op te bouwen door van anderen te leren.
Abstract denken: in dit scenario mist het object verbindingen met toepassingen in de echte wereld, maar wordt het een focus voor betrokkenheid bij leren, vooral in een sociale omgeving.
Creatieve expressie: objecten gebruiken om andere creatieve inspanningen te inspireren, van het ontwikkelen van nieuw artistiek werk in beeldende kunst, muziek, schrijven of dans tot nadenken over innovatie en creativiteit bij andere inspanningen.