Uitleg

We hebben de eerste twee stappen al ondernomen! Je bent goed op weg! :-) 

Na de persoonsvorm en het onderwerp, zoeken we nu verder naar het werkwoordelijk gezegde. Wellicht ben je hier net zelf al uitgekomen met de voorkennis-vragen, maar anders is het verstandig om onderstaande informatie en voorbeelden goed in je op te nemen.

 

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden die je kunt vinden in een zin. Werkwoorden zijn woorden die een handeling aangeven in een zin. Ze geven aan dat iemand iets doet (eten, slapen, zwemmen). De persoonsvorm, die je bij stap 1 hebt gevonden, is ook een werkwoord en hoort dus ook bij het werkwoordelijk gezegde. 

 

Hieronder volgt een voorbeeld.

Wij hebben naar een tv-programma gekeken. 

Persoonsvorm: hebben, want: Hebben wij naar een tv-programma gekeken. 

Andere werkwoorden: gekeken, want: ik kijk, hij kijkt, wij kijken.

Werkwoordelijke gezegde: hebben gekeken