Uitleg

Bij grammatica maken we het onderscheid tussen twee delen: zinsontleden en woordsoorten.

In het eerste deel van deze Wikiwijs ben je aan de slag geweest met het ontleden van een zin. Dit heb je gedaan aan de hand van de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp en nieuw was het meewerkend voorwerp.

Nu gaan we ons richten op het bezittelijk voornaamwoord. Dat is een woordsoort. Wanneer je gaat woordsoortbenoemen, ga je elk woord in een zin een 'naampje' geven, dit doe je niet bij zinsontleden, daar kun je groepen woorden hebben. 

Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit in een zin aan. Achter een bezittelijk voornaamwoord staat (bijna) altijd een bezit. Bijvoorbeeld zijn auto, of: uw fiets.

 

 

bijvoeglijk

zelfstandig

enkelvoud

eerste persoon

mijn

de (het) mijne

tweede persoon

jouw (je)
uw

de (het) jouwe
de (het) uwe

derde persoon

zijn
haar

de (het) zijne
de (het) hare

meervoud

eerste persoon

onze, ons

de (het) onze

tweede persoon

jullie, uw

de (het) uwe

derde persoon

hun

de (het) hunne