Bevruchting
Wanneer een organisme zich geslachtelijk wil voortplanten, is het noodzakelijk dat voortplantingscellen samensmelten. Planten hebben de mogelijkheid tot geslachtelijke voortplanting. Binnen planten produceren de mannelijke voortplantingsorganen stuifmeelkorrels, terwijl de vrouwelijke voortplantingsorganen eicellen aanmaken. Wanneer stuifmeelkorrels op de stempel van de stamper belanden, bevruchten ze de eicellen die zich in het vruchtbeginsel van de stamper bevinden. Ook bij planten is het voor bevruchting essentieel dat de kern van de zaadcel versmelt met de kern van de eicel.

Na bevruchting van de eicellen door de kernen van de stuifmeelkorrels, treden er talrijke veranderingen op. De bevruchte eicel begint geleidelijk te ontwikkelen tot een kiemplantje. Het zaadbeginsel waarin de eicel zich bevindt, groeit na bevruchting uit tot een zaadje. Het vruchtbeginsel van het vrouwelijke geslachtsorgaan verandert langzaam in een vrucht.