Sparen, lenen en rente

Sparen is het niet uitgeven van geld. Als je spaart, kun je nu minder kopen, maar straks meer.
Je kunt sparen met een doel: je weet waar je spaargeld voor bestemd is.
Je kunt ook sparen uit voorzorg: je weet dan nog niet waarvoor je spaart.

Lenen is het geld van een ander gebruiken. Als je geld tekortkomt, kun je geld lenen.
Je moet het geld dat je leent terugbetalen. Je noemt dat aflossen.

Als je leent, kun je nu meer kopen, maar straks minder. Als je geld wilt lenen, kan dat van iemand die je kent. Maar je zou ook naar een bank kunnen gaan om geld te lenen.

Als je geld van een bank leent, betaal je rente aan de bank. Rente is de vergoeding voor het uitlenen van geld.
Het rentebedrag dat je betaalt, hangt af van:

Let op: met het betalen van rente blijft de schuld gelijk.
De schuld wordt alleen kleiner als je aflost.

Het bedrag dat een bank aan rente rekent, is meestal een percentage van het bedrag dat je leent.

Hoeveel je kunt lenen, hangt onder andere af van je inkomen en je soort baan.
Heb je een hoog inkomen en een vaste baan, dan kun je meer lenen dan met een laag inkomen en een tijdelijke baan.