Leerbegrippen

Termen en begrippen die je moet weten voor de theorietoets:

Visitatie: controle van inhoud van tassen, koffers en bijvoorbeeld auto’s.

Fouilleren: doorzoeken van iemands kleding of zakken.

Surveilleren: toezicht houden.

Preventie: voorkomen van ongewenste situaties.

Repressie: ervoor zorgen dat ontstane, ongewenste situatie stopt

Waarnemen: een beveiliger moet dat goed kunnen. Je moet ergens bewust van worden door te kijken.

Observeren: bewust letten op een bepaald onderdeel. Je gaat letten op afwijkingen

Afwijkingen in de omgeving: dat is bijvoorbeeld een gat in een hek.

Afwijkingen in gedrag: gedrag persoon of personen wijkt af van normale, bijvoorbeeld personen die elkaar agressief benaderen.

Crowd control: beperken van ongewenst groepsgedrag. Als deel van crowd management.

Crowd management: gericht om mensenmassa’s en mensenstromen in veilige banen te leiden. Als onderdeel van het gemaakte veiligheidsplan. Communicatie is hierbij heel belangrijk!

Centrale post: communicatiecentrum voor diverse taken.

Veiligheidsplan: In een veiligheidsplan staan afspraken waaraan iedereen zich moet houden om het thuis weer veilig te krijgen en te houden.

Beveiligheidsplan: Hierin staat hoe een gebied of terrein is beveiligd. Het plan omschrijft het doel van het evenement, de grootste risico's van de veiligheid en de te nemen maatregelen.

Vluchtroute: een route die je kan volgen om in veiligheid te komen bij een verzamelplaats.

Hulppost: plaats waarin zich diverse veiligheidsvoorzieningen bevinden, met name communicatie- en blusvoorzieningen.

GHOR: De Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) leidt en coördineert de geneeskundige hulpverlening bij rampen en crises.