Hier vind je alle begrippen die je moet weten die bij deze hoofdstukken horen.
Aanlandige wind
Wind vanaf zee. Kan ook zeewind worden genoemd.
Aflandige wind
Wind vanaf land naar zee.
Bevolkingsdichtheid
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inwoners/km²)
Bevolkinsspreiding
de verdeling van mensen over een land of gebied.
Biodiversiteit
De variatie aan levensvormen in de natuur.
Breedteligging
De afstand van een plaats tot de evenaar. Uitgedrukt in graden.
Droog klimaat
Klimaat met weinig of geen neerslag.
Duurzaam
Ervoor zorgen dat iets altijd blijft bestaan, of lang mee gaat.
Etage
Boomkruinen op verschillende hoogten in een bos.
Eeuwige sneeuw
Gebied waar altijd sneeuw ligt.
Evenaar
Lijn die de aardbol in twee helften verdeelt.
Extensieve veeteelt
Veeteelt met weinig vee per hectare.
Herbebossing
Het opnieuw aanplanten van jonge bomen na een houtkap.
Hoge breedte
De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 60º).
Gematigde zone
Gebied tussen de breete cirkels van 23,5º en 66,5º N.B. en Z.B. Gematigde wil zeggen: niet te heet en niet te koud.
Golfstroom
Zeestroom die warm water van de Golf van Mexico naar de westkust van Europa brengt.
Heuvelland
Gebied met een hoogteligging tussen 200 en 500 meter.
Hooggebergte
Berggebied met toppen die hoger zijn dan 1.500 meter.
Hooggebergteklimaat
Koud en nat klimaat. De temperatuur in de zomer is gemiddeld lager dan 10ºC.
Intensieve veeteelt
Veeteelt met veel vee per hectare.
Irrigatie
Het kunstmatig nathouden van landbouwgronden.
Jaaramplitude
Het verschil tussen de gemiddelde warmste en de gemiddelde koudste temperatuur van het jaar.
Klimaatscheiding
Verschijnsel dat de gebieden aan beide kanten van een berg andere neerslag- en temperatuurkenmerken hebben.
Laagland
Gebied met een hoogteligging lager dan 200 meter.
Landklimaat
Klimaat waarbij de gemiddelde temperatuur in de koudste maand lager is dan -3ºC.
Lijzijde
De kant van de berg die uit de wind ligt; waar er weinig neerslag valt.
Loefzijde
De windkant van een gebergte waar veel neerslag valt.
Luchtstreek
Temperatuurzone op aarde: tropen, gematigde zone en poolstreken.
Natuurlijke hulpbron
Product uit de natuur dat mensen goed kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld, aardolie of hout.
Neerslag
Water dat in vaste (sneeuw of hagel) of vloeibare (regen) vorm uit de dampkring op aarde neerkomt.
Middellandse Zeeklimaat
Klimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters.
Heet ook wel mediterraan klimaat.
Midzomernacht
Periode in de zomer in de poolstreken waarin de zon niet ondergaat.
Ontbossing
Het kappen van bossen.
Poolcirkel
Breedtecirkel van 66,5º N.B. en Z.B.
Poollicht
Gekleurd lichtverschijnsel aan de hemel, veroorzaakt
door botsing van zonnedeeltjes en het aardmagnetisch veld.
Poolnacht
Periode in de winter in de poolstreken waarin de zon niet opkomt.
Regenschaduw
De lijzijde van een berg, waar de dalende en warme lucht weinig of geen neerslag brengt.
Regentijd
Jaarlijkse periode met veel neerslag in de tropen.
Reliëf
Hoogteverschilllen in het landschap.
Savanne
Landschap in de tropen met lange grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken.
Sneeuwklimaat
Koud klimaat met een gemiddelde temperatuur die het hele jaar lager is dan 0ºC.
Steppe
Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.
Stijgingsregen
Regen die ontstaat door opwarming van de lucht, waardoor die lucht gaat stijgen en afkoelen.
Vind alleen plaats in de tropen.
Stuwingsregen
Neerslag die ontstaat oor stijgende lucht teng een gebergte.
Subtropen
Deel van de gematigde zone dat het dichtst bij de tropen ligt (sub = onder).
Het is er minder warm dan de tropen, maar warmer dan de rest van de gematigde zone.
Temperatuurgradiënt
Het aantal graden Celsius temperatuurverandering over 100 meter
hoogteverandering in de dampkring.
Toendra
Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen, mossen en lage struikjes.
Toendraklimaat
Koud klimaat met 's zomers een gemiddelde dagtemperatuur die lager is dan 10ºC.
Tropen
Warme luchtstreek bij de evenaar tussen 23,5º N.B. en 23,5º Z.B.
Tropisch regenwoud
Dicht begroeid bos in de warme en vochtige tropen.
Woestijn
Een erg droog gebied waar bijna geen regen valt met heel weinig vegetatie.
Zeeklimaat
Klimaat met het hele jaar neeslag, 's zomers koel en 's winters niet heel koud.
Zeestroom
Stroming van zeewater.