2a - Formeel taalgebruik
Bekijk onderstaande aflevering van het journaal.
➜
2a.1 Wat is er aan de hand met het taalgebruik van de nieuwslezer?
2a.2 Noem twee woorden die jij niet vindt passen in het journaal. Wat betekenen deze woorden? En gebruik jij ze zelf wel eens?
2a.3 In welke situaties vind jij dit taalgebruik wel passend?
Weet jij al wat het verschil is tussen formeel en informeel taalgebruik? In onderstaande video krijg je daar een korte inleiding op:
➜
2a.4 Zet de nummers 1 t/m 8 onder elkaar en bepaal voor elke situatie of je formele of informele taal zou gebruiken.
