Temperatuur meten

Temperatuur is een grootheid, die je kunt meten met een thermometer. De twee meest gebruikte eenheden van temperatuur zijn graden Celsius (°C) en Kelvin (K).

 

Opdracht

Je gaat nu een aantal dingen zelf uitzoeken:

Om de vragen te beantwoorden kun je een aantal dingen doen. Je kunt een video bekijken, een stukje tekst lezen en/of een website bekijken. De links naar de video, het stukje tekst en de website staan hieronder. Als je denkt dat je de juiste informatie hebt gevonden maak je de vragen die onder de links staan.

Bekijk de video

Bekijk de tekst

Bekijk de internetsite

 

Vragen

Wil je meer oefenen met omrekenen? Klik op de onderstaande link:

Extra oefening 1

 

Temperatuur meten met je lichaam

Ook met ons lichaam kunnen we temperatuur registreren, toch zitten hier een aantal haken en ogen aan. Misschien heb je weleens meegemaakt dat je het erg koud had terwijl iemand anders die zich in dezelfde kamer als jou bevond het juist behagelijk warm had. Dit laat zien dat mensen geen betrouwbare thermometers zijn. Dit ga je nu zelf ondervinden door een experiment uit te voeren. De link naar het practicumvoorschrift van het experiment staat hieronder.

Experiment 2

Opdracht bij experiment

 

Hoezo is je lichaam geen goede thermometer? Dit komt doordat er een verschil is  tussen gevoelstemperatuur en de werkelijke temperatuur. De gevoelstemperatuur is de temperatuur die je met de zintuigen in je huid voelt. Het heeft te maken met de hoeveelheid warmte die je verliest. Verlies je snel warmte dat daald de gevoelstemperatuur.

Op een dag met veel wind is de gevoelstemperatuur vaak lager dan de werkelijke temperatuur. De harde wind zorgt ervoor dat de warmte die je lichaam afgeeft snel bij je lichaam wordt weggevoerd. Op een koude dag of een dag met veel wind is het dan ook belangrijk om je goed aan te kleden. Wanneer je je goed aankleed staat het laagje lucht tussen je huid en je kleding stil. Dit zorgt ervoor dat je goed geïsoleerd bent. De warmte blijft bij je lichaam, de gevoelstemperatuur is dan hoger.

Isolatie en geleiding van warmte spelen een grote rol bij hoe voorwerpen aanvoelen. Materialen zoals hout, papier, stof, wol en glas voelen meestal warm aan. Materialen zoals ijzer, staal, koper en aluminium voelen meestal koud aan. Maar hoe kan dat? Een boek en een flessenopener die de hele dag in dezelfde kamer hebben gelegen hebben toch echt dezelfde temperatuur. Waarom voelt een flessenopener toch kouder dan een boek. Dit heeft te maken met de gevoelstemperatuur. De flessenopener voel kouder omdat staal een goede warmtegeleider is. De warmte van je hand wordt door het staal sneller bij je hand weggeleid. Het boek daarentegen is een goede warmte isolator. Dit betekent dat het boek de warmte bij je hand houdt.

Of een materiaal warm of koud aanvoelt heeft dus te maken met of een stof warmte goed of slecht geleidt. Een goede warmte geleider voelt koud aan, een slechte warmte geleider (isolator) voelt warm aan.    

 

Opdracht