breedte |
De kleinste afstand van een rechthoek. |
dichtheid |
De verhouding tussen de massa en het volume van een voorwerp of stof. |
drijven |
Wanneer een voorwerp naar boven wil bewegen in een vloeistof of gas. |
eenheid |
De maat waarin een grootheid gemeten wordt. Staat altijd achter het getal. |
gram |
Een eenheid voor massa (m) afgekort met (g). |
gram per kubieke centimeter |
Een samengestelde eenheid van dichtheid.
|
grootheid |
Alles dat je kunt meten noemen we een grootheid. |
hoogte |
De afstand van de bodem tot de top van een voorwerp wordt meestal de hoogte genoemd. |
kubieke meter |
Een eenheid van volume (V) afgekort met m³. |
liter |
Een eenheid van volume (V) afgekort met L. |
maatcilinder |
Een instrument om het volume (V) van een vloeistof te meten. |
massa |
De hoeveelheid stof waaruit een voorwerp bestaat. |
materiaal |
Stoffen waarvan voorwerpen gemaakt kunnen worden. |
materiaaleigenschap |
Een eigenschap waaraan je een materiaal kunt herkennen. |
onderdompelmethode |
Methode om het volume te bepalen van een voorwerp door het onder water te dompelen. |
oppervlakte |
Het oppervlakte van een oppervlak, geeft aan hoe groot het oppervlak is. |
stof |
De materie waar iets van gemaakt is. |
stofeigenschap |
Eigenschappen waaraan je stoffen kan herkennen. Voorbeelden zoals geur, kleur, smaak, brandbaarheid, kookpunt, smeltpunt, oplosbaarheid en dichtheid maken het mogelijk stoffen te herkennen.
|
volume |
De ruimte die een voorwerp of stof inneemt.
|
weegschaal |
Een apparaat om gewicht mee te meten. (Vaak ook geschikt om massa mee te meten.) |
zinken |
Wanneer een voorwerp naar beneden zakt in een vloeistof of gas. |
zweeft |
Een voorwerp zweeft als het niet zinkt en niet drijft. |
voorvoegsel |
Het metrisch stelsel bestaat uit een aantal voorvoegsels zoals kilo, hecto, deca, deci, centi en milli. Deze voorvoegsels kun je voor elke eenheid zetten om deze groter of kleiner te maken. |