De waterkringloop vindt overal ter wereld plaats, vaak over hele grote afstanden.
Het water in de Indische oceaan verdampt en reist 5000 kilometer naar het Himalaya gebergte om daar als sneeuw neer te dalen. Die reis is even lang als van Amsterdam naar Mekka, of van Amsterdam naar de noordpool. Deze sneeuw vormt een gletsjer, een heel groot stuk ijs wat door sneeuw aangroeit boven op de berg, en aan de onderkant smelt tot een rivier. Deze rivier stroomt via vijf verschillende landen weer terug naar Indische oceaan en zo is de kringloop rond. Voordat de rivier de Indische oceaan instroomt splits zij zich in meerdere rivieren en vormt zo een rivier delta.
Deze drie gebieden van de rivier, het verzamelen van het smeltwater, het stromen en samenkomen van de rivieren tot één hoofdrivier en het afsplitsen als de hoofdrivier bijna bij een zee of meer is, noemen we het boven-, midden en benedenverloop van een rivier.
In deze paragraaf gaan we kijken naar een kleinere kringloop, die van de rivier de Rijn.
Stroomgebied en de Rijn zelf
Hieronder zie je twee kaartjen, die van de Rijn zelf en die van het stroomgebied van de Rijn. Over deze kaarten gaan de volgende vragen.
Rivieren zijn een onmisbaar element in de waterkringloop, maar ook een onmisbaar element in het leven op Aarde. Zonder rivieren kan het overtollige water in de bergen niet weg en zonder rivieren is er niet voldoende water op het land voor de planten en dieren. Rivieren nemen ook een gedeelte van de berg mee in de vorm van zand en sediment. Dit nemen ze mee naar zee waar het zinkt en waar zich, na heel veel jaren, nieuw land vormt. Rivieren maken letterlijk nieuw land, vaak is dit erg laag land, neder land.