De meeste stoffen kunnen zowel voorkomen als vaste stof, als vloeistof en als gas.
Dat zijn de drie fasen waarin de stof voor kan komen.
In welke fase een stof voorkomt, is afhankelijk van de snelheid waarmee de deeltjes bewegen. Als de temperatuur van een stof verandert, verandert de snelheid waarmee de moleculen bewegen. In het algemeen geldt: hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de snelheid.
Hieronder staan drie manieren om te leren over water en haar fases: via oefeningen, via een stuk tekst met uitleg, en via twee filmpjes over fases (ook wel aggregatietoestanden genoemd)
Water en haar fases, leren via tekst
water en haar fases (1) - leren via filmpje https://www.youtube.com/watch?v=QdA7_RW26Zo
water en haar fases (2) - leren via filmpje https://www.youtube.com/watch?v=NETdmLe3URY
Het deeltjesmodel met alle verschillende fases is ook in een computer simulatie gemaakt. Gebruik de onderstaande link en bijbehorende gebruiksaanwijzing om er meer over te leren.
Link naar PHET simulatie, klik op 'Toestanden' voor de juiste versie
Via de voorgaande simulatie kan je de drie fases beter begrijpen op microniveau, het niveau van de deeltjes. Maar ook op macroniveau, het niveau wat we om ons heen zien.
De deeltje bij de vaste stof zagen er namelijk heel stevig uit met de roosterstructuur, dus het is gemakkelijk om je voor te stellen dat een vaste stof daar zijn stevigheid van krijgt. Je kunt niet gemakkelijk door een vaste stof heen bewegen.
De deeltjes bij de vloeistof kunnen langs elkaar vloeien, maar lieten niet echt los. Ook dit zie je terug in bijvoorbeeld waterdruppels, het kan wel vloeien maar het blijft ook bij elkaar (denk aan regendruppels op het raam). Je moet wat moeite doen om door een vloeistof heen te bewegen, je moet eerst de deeltjes uit elkaar duwen.
Het gas is vrij om te gaan waar het wil zijn, de deeltjes zitten ver uit elkaar. Dat klopt ook met het gas wat je om je heen ziet. Lucht is een gas, je kunt daar gemakkelijk door heen lopen want de deeltjes zijn al uit elkaar.
Als je de molecuulformules uit les 1 combineert met de fases, dan zet je altijd achter de molecuulformule wat de fase van die stof is. Dit doe je met afkortingen van de engelse termen voor vloeibaar (liquid, l), vast (solid, s) en gas (gas, g)
Vloeibaar water is H2O (l), waterdamp is H2O (g) en ijs is H2O (s).