Wat heeft een plant nodig om te groeien?

 

 

Groeifactoren

Ken je ze nog, de groeifactoren van planten?

Afb: Een plant zonder de juiste groei-
voorwaarden zal niet goed groeien.

Om te groeien heeft de plant lucht, licht, water en voedingsstoffen nodig. En de plant groeit het beste bij zijn optimale temperatuur en als hij genoeg ruimte krijgt. Als één van de groeifactoren ontbreekt groeit een plant slechter en/of sterft de plant af.

Groeivoorwaarden zijn de voorwaarden die een plant nodig heeft om te leven. Alle groeivoorwaarden, of groeifactoren werken samen. De groeivoorwaarden voor een plant zijn dus:

We gaan ze allemaal even bij langs!!!

 

Licht

Afb 2: Een plant maakt zelf voeding
door middel van Fotosynthese.

De plant maakt zelf voeding. Dit proces heet fotosynthese. Tijdens de fotosynthese speelt (zon)licht, maar ook warmte een belangrijke rol. Zonder licht is er geen fotosynthese mogelijk. Een plant zou dan geen eigen voeding kunnen maken en uiteindelijk doodgaan.

Een plant neemt het water op uit de grond via zijn wortels. Het water stroomt vervolgens omhoog naar de bladeren. Een plant kan net zoals mensen ademen door kleine mondjes aan de onderkant van het blad. Via deze huidmondjes ademt de plant koolstofdioxide in. De bladeren vangen het zonlicht op. Het water, zonlicht en koolstofdioxide bevinden zich nu allemaal in de bladeren.

In de bladeren vindt de fotosynthese plaats. In de bladgroenkorrels om precies te zijn.

 

Bekijk hier het filmpje over Fotosynthese

 

Warmte

Afb. 3: In een kas kan je de temperatuur en
lucht regelen

Planten groeien bij een bepaalde temperatuur het beste. Welke temperatuur dat is, is afhankelijk van de plantensoort. Om deze reden groeien tomaten, paprika’s en komkommers in Nederland in kassen. Aardappelen, uien en granen kunnen gewoon in de buitenlucht worden geteeld en boerenkool kan zelfs vorst verdragen. Elke plant heeft dus een temperatuur waarbij hij het beste groeit. Dat is de optimale temperatuur.

 

 

Afb. 4: Planten maken van CO2 voeding. Gel-
ukkig stoten ze daarbij weer zuurstof uit.
Kunnen wij weer adenhalen!!!

Lucht

De lucht die je inademt, bestaat uit een aantal gassen. Zuurstof en koolstofdioxide onder andere. Koolstofdioxide is van levensbelang voor de plant. Dit gas speelt immers een belangrijke rol bij de fotosynthese. Een plant ademt niet met longen zoals mensen dat doen. Bij een plant gaat de lucht via huidmondjes het blad in. Huidmondjes zitten meestal aan de onderkant van het blad. Koolstofdioxide stimuleert de groei van planten

 

 

Water

Afb. 4: Water geven gebeurt vaak automatisch.

Een plant bestaat voor ongeveer 90% uit water. Zonder water kan een plant niet leven. Als je een plant geen water geeft, zal hij snel dood gaan. Water vervult belangrijke taken in de plant:

 

Afb. 5: Zowel bij open als bij gesloten teelten
is water super belangrijk.

Het transporteren van voedingsstoffen in de plant is een zwaar karwei. Het water moet eerst omhoog worden gebracht. Dit opwaartse waterstroom omhoog brengen van water gebeurt door een opwaartse waterstroom. Deze waterbeweging wordt op gang gehouden door verdamping via de bladeren. Hierdoor ontstaat er een zuigende kracht.

 

 

 

Bekijk hier het filmpje over een automatisch watergeef systeem

 

Grond en voeding.

Op water alleen kan een plant niet leven. Hij heeft ook voeding nodig en grond (of een ander groeimedium).

Grondsoorten en plantengroei Een plant maakt zijn eigen voeding. De ingrediënten voor deze voeding, de voedingsstoffen, zitten in de grond. Niet alle voedingsstoffen komen in iedere grondsoort evenveel voor. Een gevolg hiervan is dat het ene gewas beter groeit op klei en een ander gewas het weer beter doet op zand. Zo geven suikerbieten bijvoorbeeld op kleigrond een hogere opbrengst dan op zandgrond. De bollenteelt vraagt om een zo arm mogelijke zandgrond. De dalgronden zijn voor de fabrieksaardappelen weer een goede grondsoort.

 

Ruimte

Een plant heeft ruimte nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Hoeveel ruimte een plant nodig heeft, hangt erg af van de soort.

Je kan je voorstellen dat een beuk meer ruimte nodig heeft om in de lengte en breedte te groeien dan een paardenbloem. Maar ook meer ruimte dan een krentenboom.

Krijgt een plant geen ruimte om zich in de breedte te ontwikkelen, dan zal hij harder omhoog groeien en minder stevig worden.