Bij voorgaande oefeningen hebben we de variabele vooraf gedefiniƫerd en hielden deze waarde constant. Maar het kwachtige van een variabele is dat deze tijdens het uitvoeren van het programma van waarde kan veranderen.
Een voorbeeld:
zijde = 10 # we hebben onze variabele aangemaakt met waarde 10
zijde = zijde + 10 # we verhogen onze variabele zijde met 10 (zijde is nu 20)
zijde = zijde * 5 # we vermenigvuldigen onze variabele met 5 (zijde is nu 100)
Om een variabele aan te maken of te wijzigen begin je dus altijd met de naam van de variabele en daarachter vertel je welke waarde de variabele moet gaan krijgen.
Met deze kennis kunnen we heel eenvoudig figuren als hieronder tekenen.
Het figuur bestaat uit allemaal vierkanten. We hebben hiervoor dus een deeltaak vierkant nodig.
Deze taak gaan we 10 keer aanroepen, steeds met een iets grotere zijde. Een voorbeeld code zou dit kunnen zijn:
import turtle t = turtle.Turtle() t.speed(0) # deeltaak vierkant def vierkant(zijde): for i in range(4): t.forward(zijde) t.left(90) zijde = 10 for i in range(10): vierkant(zijde) zijde = zijde + 10
Dus bij start van de code is zijde = 10 en in de laatste regel van de herhaling wordt deze zijde steeds met 10 verhoogd. Hetgeen uitgevoerd wordt is dan vierkant(10), vierkant(20), vierkant(30), etc...