Leerdoelen

Aan het eind van deze module dien je onderstaande leerdoelen te kennen, indien deze niet/niet voldoende aan bot gekomen zijn gedurende deze module, dien je nog verder onderzoek te doen.

 

1. Voortplanting
Je kunt benoemen welke primaire vrouwelijke en mannelijke geslachtskenmerken er zijn.

Je kunt benoemen welke secundaire vrouwelijke en mannelijke geslachtskenmerken er zijn.

Je kunt benoemen uit welke delen de vrouwelijke geslachtsorganen bestaan.

Je kunt beschrijven hoe de vrouwelijke geslachtsorganen werken.

Je kunt benoemen uit welke delen de mannelijke geslachtsorganen bestaan.

Je kunt beschrijven hoe de mannelijke geslachtsorganen werken.

Je kunt uitleggen hoe de meiose zich voltrekt.

Je kunt beschrijven hoe de eicel- en de zaadcelontwikkeling verlopen.

Je kunt aangeven op welke manieren de voortplanting door hormonen wordt beïnvloed.

Je kunt aangeven welke vier fasen bij de geslachtsgemeenschap onderscheiden worden.

Je kunt uitleggen wat bevruchting inhoudt.

 

2. Zwangerschap, bevalling en geboorte

Je kunt de à terme datum uitrekenen.

Je kunt beschrijven welke lichamelijke aanpassingen bij een zwangere optreden.

Je kunt aangeven op welke manieren de zwangerschap door hormonen beïnvloed wordt.

Je kunt beschrijven in welke drie fasen een bevalling verloopt.

Je kunt beschrijven hoe de productie van moedermelk op gang komt

 

3. Seksualiteit

Je kunt uitleggen wat met seksualiteit bedoeld wordt.

Je kunt aangeven welke seksuele geaardheden er bestaan.

Je kunt benoemen welke anticonceptiemethoden er zijn.

Je kunt benoemen welke voorbehoedmiddelen er zijn.

 

4. Voor de geboorte

Je kunt uitleggen wat een karyogram is.

Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met allelen, genen en X-chromosomale overerving.

Je kunt uitleggen hoe de overerving van eigenschappen tot stand komt.

Je kunt aangeven hoe een embryo zich tot foetus ontwikkelt.

Je kunt aangeven hoe een foetus zich ontwikkelt tot het moment van de geboorte.

Je kunt uitleggen welke verschillen er zijn tussen de foetale bloedsomloop en de bloedsomloop van een pasgeborene.

Je kunt uitleggen hoe de apgar-score berekend wordt en wat deze score betekent.

 

5. Na de geboorte

Je kunt uitleggen wat de begrippen ‘groei’, ‘rijping’ en ‘leren’ inhouden.

Je kunt benoemen welke levensfasen van de mens er zijn.

Je kunt beschrijven welke kenmerken deze levensfasen hebben.

Je kunt benoemen welke lichamelijke verschijnselen bij een mens in de stervensfase optreden.

Je kunt benoemen welke verschijnselen er na de dood optreden.