Het is 1920 en ik ben geboren en getogen in Indonesië, dat toen nog een kolonie was van Nederland. Als kind realiseerde ik me niet zozeer dat we onder de heerschappij van een ander land leefden, maar naarmate ik ouder werd, begon ik de ongelijkheid en de onderdrukking die gepaard gingen met de Nederlandse koloniale macht te beseffen.
Ik herinner me nog goed de manier waarop de Nederlanders ons behandelde, als inferieur en minderwaardig. We werden vaak gedwongen om te werken op de plantages en in de mijnen, zonder fatsoenlijke vergoeding en zonder rechten. Ik herinner me nog hoe we werden behandeld als tweederangs burgers, zonder enige inspraak in de politieke beslissingen die onze levens beïnvloedden.
Ook de culturele onderdrukking was zichtbaar en voelbaar. Onze taal, tradities en religie werden niet gerespecteerd en we werden gedwongen om te assimileren in de Nederlandse cultuur. Ik herinner me nog hoe ik als kind op school werd gestraft voor het spreken van mijn eigen taal, en hoe we werden gedwongen om te leren over de Nederlandse geschiedenis en cultuur, maar niets leerden over onze eigen rijke geschiedenis en cultuur.
Ik zag ook hoe de Nederlanders zichzelf verrijkten ten koste van onze mensen en ons land. De rijkdom die voortkwam uit de productie van koffie, thee en specerijen kwam niet ten goede aan de lokale bevolking, maar werd geëxporteerd naar Nederland en andere Europese landen.
Als ooggetuige kan ik zeggen dat het leven onder de Nederlandse koloniale macht zwaar was voor ons, de Indonesiërs. We waren beroofd van onze vrijheid, ons land en onze cultuur. Maar ondanks deze onderdrukking en onrechtvaardigheid, hebben we altijd gestreden voor onze rechten en onze onafhankelijkheid. En ik ben er trots op dat we uiteindelijk ons land hebben bevrijd van de Nederlandse overheersing en ons eigen pad hebben kunnen kiezen.