Orgaandonatie in het boeddhisme word gezien als een daad vrijgevigheid en compassie. Hierbij word het geven van een orgaan aan iemand in nood beschouwd als een heldendaad. Het is een manier om andere mensen te helpen en te ondersteunen, wat in overeenstemming is met de boeddhistische leer van het meeleven en menslievendheid.
Maar er is ook een aspect van respect voor het lichaam binnen het boeddhisme. Dit kan leiden tot bezwaren tegen orgaandonatie als een schending van de oprechtheid van het lichaam na de dood.
Toch is er geen expliciet verbod tegen orgaandonatie in het boeddhisme. Uiteindelijk heeft de donor (of zijn familieleden) het recht om zelf te beslissen of het doneren van organen in overeenstemming is met hun persoonlijke overtuigingen en waarden. Orgaandonatie binnen het boeddhisme word over het algemeen beschouwd als een nobele en positieve daad, omdat het bijdraagt aan het welzijn van anderen.