Na de les beheers je de volgende leerdoelen:
Je weet wat criminaliteit is.
Je kunt de begrippen asociaal gedrag en strafbaar gedrag omschrijven.
Je kunt het begrip delict omschrijven.
Je weet wat plaatsgebonden en tijdsgeboden criminaliteit is en je kunt hiervan voorbeelden noemen.
Je weet wat een misdrijf is en je kunt hiervan voorbeelden noemen.
Je weet wat een overtreding is en je kunt hiervan voorbeelden noemen.
Je kunt verschillen noemen tussen een overtreding en een misdrijf.
Je weet wat materiële schade is en je kunt hiervan voorbeelden noemen.
Je weet wat niet-materiële schade is en je kunt hiervan voorbeelden noemen.
Je kunt bovenstaande herkennen en toepassen op bronnen.