Respect voor autoriteit
Confucius legde veel nadruk op respect voor autoriteit. Aan de basis van alle omgangsvormen staan de zogenaamde ‘vier hiërarchische relaties’: de relatie tussen vorst en onderdaan, vader en zoon, oudere en jongere broer en tussen man en vrouw. Later voegden zijn volgelingen daar de relatie tussen vrienden onderling aan toe. Als iedereen zijn rol kent en als die relaties in balans zijn, is de gedachte van Confucius, dan is er ruimte voor vrede en voorspoed in het Chinese rijk. Dan heerst er sociale harmonie. Iedereen in China kent deze uitspraak van Confucius:
“Laat de vorst een vorst zijn en de onderdaan een onderdaan,
de vader een vader en de zoon een zoon.” (De Gesprekken XII:11)
Deze uitspraak vormt de kern van het confucianisme en in het (klassiek) Chinees ziet hij er
kinderlijk eenvoudig uit:
君君 臣臣 父父 子子
jūn jūn chén chén fù fù zǐ zǐ.
Begrippen als gehoorzaamheid en respect vormen de basis van de vier hiërarchische relaties. Een onderdaan moet zijn vorst te allen tijde dienen. Een zoon moet zijn ouders en voorouders eren, dat heet ‘kinderlijke piëteit’. In beide gevallen is dat geen eenzijdige relatie. Het systeem is pas in evenwicht als degene die hoger staat in de relatie, de vorst of de vader dus, ook verantwoordelijkheid neemt voor het welzijn van zijn ondergeschikten. Degenen die de macht hebben in de relaties, hebben daar ook verantwoordelijkheden en verplichtingen bij. Een vorst moet ‘als een vader’ voor zijn volk zorgen, zijn onderdanen beschermen, zorgen dat ze te eten hebben, gezond zijn en onderwijs kunnen volgen.
Een gebrek aan verantwoordelijk handelen heeft in deze filosofie verregaande gevolgen. Zolang de vorst bekwaam en deugdzaam is, behoudt hij het ‘mandaat van de hemel’. Zo niet, dan heeft het volk het recht om in opstand te komen. Waarden als rechtvaardigheid en integriteit zitten ingebouwd in het systeem. Confucius geeft voorbeelden van hoe een vorst het goede in zijn onderdanen kan stimuleren:
“Bevorder integere lieden en plaats ze boven de onbetrouwbaren. Dan zal het volk zich volgzaam tonen. Doe het omgekeerde, en het volk zal in opstand komen.” (De Gesprekken II:19)