! Let op ! Beschrijf de antwoorden in jouw eigen woorden, om te zien of je het echt begrijpt.
Chaos
In het oude China lijken filosofische overdenkingen en gesprekken een manier te zijn geweest om orde scheppen in de chaos (乱, luàn) van de vele koninkrijkjes en hertogdommen die elkaar bestreden. Orde scheppen in de chaos, werd deels gedaan door het opstellen van strikte regels over verhoudingen tussen heersers en onderdanen en tussen mensen onderling. In de Chinese filosofie gaat het vooral om een zoektocht naar hoe de mens zich zou moeten gedragen. In de westerse filosofie wordt juist vaak een antwoord gezocht op de vraag wat het wezen van de mens is.
Confucius
Confucius leefde van 552 tot 479 voor Christus, dus rond 500 voor Christus. China is dan nog geen keizerrijk, maar een verzameling van kleine hertogdommen en vorstendommen, die vaak met elkaar overhoop liggen. Meester Kong (孔子, Kǒng Zǐ), zoals Confucius in China genoemd wordt, stamt uit een verarmde adellijke familie. Zijn status was laag. Hij bood zijn diensten aan als adviseur bij verschillende heersers. Langzaamaan verwerfde hij bekendheid en kwam er een groep volgelingen. Hij zwierf van staat naar staat en werd regelmatig verbannen of weggejaagd als een heerser niet meer gediend was van zijn adviezen. Uiteindelijk stichtte Confucius een school in de staat Lu, waar hij geboren was. Volgens overlevering wordt hij 73 jaar oud.
De kern van Confucius’ filosofie
Confucius vond ‘deugdzaam gedrag’ belangrijk en geloofde dat de mens gekneed kon worden tot een deugdzaam mens. Dat brengt hij over aan zijn volgelingen: iedereen kan door opvoeding en onderwijs gekneed worden tot een nuttig lid van de samenleving, tot een ‘hoogstaand mens’. Zelf probeert hij ook als een deugdzaam mens te leven. Een manier om de status van hoogstaand mens te bereiken is om zoveel mogelijk kennis te verwerven over enorm veel rituelen. En om zich daar vervolgens aan te houden. Afkomst speelt geen belangrijke rol. Je hoeft niet van adel te zijn om gezien te worden als hoogstaand mens. Rituele handelingen (礼, lǐ) – dat zijn handelingen die steeds herhaald worden – helpen om deugdzaam gedrag in te laten slijten, is de overtuiging van Confucius. Zo zijn er strikte regels voor het eren van voorouders en goden, vaste gebruiken in de omgang met politieke instituties en vele voorschriften voor de dagelijkse omgang. Veel van die regels en handelingen leven nog steeds voort.