Wanneer een land een rechtsstaat is zijn er bepaalde rechten voor een burger. Er moet sprake zijn van vrijheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Rechtszekerheid of rechtsgelijkheid betekent dat burgers in vergelijkbare omstandigheden vergelijkbaar berecht moeten worden. Dit is vastgelegd in de grondwet en is dus een grondrecht voor burgers. Dit is niet alleen belangrijk om burgers tegen andere brugers te beschermen, maar ook om burgers tegen de overheid te beschermen. Bij een rechtsstaat wordt voorkomen dat de overheid alles voor het zeggen heeft in een land. Ook de overheid moet zich namelijk houden aan alle wetten en regels. Bij een dictatuur of totalitaire staat is dit bijvoorbeeld niet het geval, de overheid of leider heeft alles voor het zeggen en burgers hebben geen rechten. Nederland is daarentegen wel een rechtsstaat. Hier hebben wij, Nederlandse burgers, rechten om berschermd te worden tegen de overheid en elkaar.
Een rechtsstaat heeft een aantal kenmerken:
- Grondrechten
= Alle vastgelegde vrijheden en grondrechten van burgen, zoals vrijheid van meningsuiting of vrijheid van godsdienst of levensovertuiging.
- Scheiding der machten
= Ook wel trias politica genoemd. Dit houdt in dat de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht in een land los van elkaar moeten staan. Zo kunnen deze machten elkaar controleren. Een minister mag zich bijvoorbeeld niet bemoeien met rechters, de uitvoerende macht mag niks zeggen over de rechtsprekende macht.
- Legaliteitsbeginsel
= Dit betekent dat de overheid alleen mag doen wat in de wet staat. De overheid mag bijvoorbeeld alleen belasting heffen als dat in de wet staat.
- Onafhankelijke rechtspraak
= Rechters zijn verplicht om onafhankelijk recht te spreken. Rechters mogen bijvoorbeeld niet ontslagen worden omdat de overheid het oneens is met een uitspraak.