Opdracht 1
Maak een parallelschakeling, gemaakt van één batterij, twee lampjes en draden. (let op dat de lampjes dezelfde weerstand hebben, check dit door rechtsboven op de knop: waardes te drukken).
Opdracht 2
Meet de stroomsterkte:
1) Vlak na de batterij;
2) Vlak voor het eerste lampje (bij de eerste vertakking);
3) Vlak voor het tweede lampje (bij de tweede vertakking).
Wat valt je op als je de gemeten stroomsterkte bij 1 vergelijkt met de gemeten stroomsterkte op plek 2 en 3? Wat voor regel zou je kunnen opstellen voor de stroomsterkte in een parallelschakeling?
Opdracht 3
Als het goed is komen de gemeten waardes bij 2 en 3 met elkaar overeen (de weerstand van de lampjes zijn gelijk).
Maak nu de weerstand van één van de lampjes groter (door op de lamp te klikken).
Meet nu opnieuw de stroomsterkte bij het eerste lampje en bij het tweede lampje.
Waar gaat nu de meeste stroom naartoe? Waarom?