De politie mogen deze drie handelingen uitvoeren als zij iemand verdenken van een misdrijf.
Allereerst mag de politie een verdachte fouilleren. De politie controleert dan of iemand gevaarlijke spullen bij zich heeft zoals een mes of een wapen. Het kan ook zijn dat iemand naast gevaarlijke spullen, ook verboden middelen zoals drugs op zak heeft.
De tweede handeling die de politie mag uitvoeren is iemand arresteren. Nadat de politie de verdachte heeft gefouilleerd kan hij worden gearresteerd. Bij een arrestatie moet de verdachte dan mee naar het politie bureau. Daar blijft kan de verdachte maximaal 21 uur worden vastgehouden, zodat de politie het misdrijf wat de verdahcte heeft gepleegd kan onderzoeken.
Ten slotte kan de politie het huis doorzoeken van de verdachte, maar dit kan alleen aan de hand van een huiszoekingsbevel.
Een huiszoekingsbevel krijgt de politie van een hulpofficier of officier van justitie. De politie gaat dan opzoek naar bijvoorbeeld bewijsmateriaal in jou huis waarmee zij het misdrijf (extra) kunnen bewijzen. Als er bijvoorbeeld een melding is binnengekomen dat een verdachte verboden middelen zoals een wietteelt in huis heeft kan de politie aan de hand van een huiszoekingsbevel het desbetreffende huis in om de wietteelt te zoeken.