Wat moet je weten voor de toets?
Voor de toets moet je de volgende dingen weten:
- In eigen woorden vertellen wat het begrip 'criminaliteit' betekend.
- Aan de hand van voorbeelden uitleggen wat 'asociaal gedrag' is.
- In eigen woorden vertellen wat het verschil tussen een 'misdrijf' en 'overtreding' is.
- De risico en/of de maatschappelijke factoren benoemen van crimineel gedrag.
- In eigen woorden vertellen wat de begrippen 'proces-verbaal' en 'verdachte' betekenen.
- Welke dingen de politie mag doen, als je verdachte bent.
- In eigen woorden vertellen wie/wat Bureau Halt is en wat zij doen.
- In eigen woorden vertellen wat de begrippen 'aanklacht' en 'vonnis' betekenen.
- Vertellen uit welke drie straffen een rechter kan kiezen.