Voor uitleg over spieren kun je de video bekijken. Alle uitleg staat ook in de tekst hieronder.
Je kunt dus kiezen of je de video bekijkt, de tekst leest, of allebei.
Video bekeken? Of onderstaande tekst gelezen? Ga dan verder met oefening 1.
Alle spieren samen noem je het spierstelsel. Hieronder zie je een plaatje van een mens waarbij ze de huid hebben weg gelaten. Je ziet dus gelijk de spieren. Veel spieren zitten met pezen vast aan de botten van je lichaam. Omdat ze vast zitten aan je skelet, noemen we dit skeletspieren.
Hieronder zie je de schematische bouw van een skeletspier. De spier zit aan het bot (1) vast met een pees (2). Dat noem je de aanhechtingsplaats. Pezen zijn heel sterk omdat ze het bot moeten kunnen meetrekken als de spier beweegt.
Om de hele spier zit een laag bindweefsel, dat heet de spierschede (3).
Een spier is opgebouwd uit spierbundels (5). Om die spierbundels heen zit weer bindweefsel.
Spierbundels bestaan uit spiervezels (6).
Spiervezels bestaan uit heel veel spiercellen. Daarom zie je veel celkernen (8).
Spieren kunnen samentrekken. Pezen kunnen niet samentrekken. Omdat een spier met een pees vastzit aan een bot, trekt de spier het bot mee wanneer het samentrekt.
Dat samentrekken gaat zo:
Het samentrekken van spieren kost energie. Wanneer er veel spiervezels samentrekken, kost dat ook veel energie.
Spieren kunnen alleen maar samentrekken en ontspannen. Als ze samentrekken worden ze korter en dikker en beweegt het bot mee. Als ze ontspannen worden ze lang en dun, maar het bot beweegt niet terug.
Er is dus een spier nodig die ervoor zorgt dat het bot weer terug beweegt. Zo'n spier heeft een tegenovergestelde werking. Je noemt dat een antagonist.
Kijk maar eens naar de spieren van de bovenarm. Er is een spier die de arm kan buigen. Deze spier heet de biceps. Dit is een buigspier.
Een andere spier strekt de arm. Die spier heet de triceps. Dit is een strekspier.
De triceps en de biceps zijn samen een antagonistisch paar.
Ga verder met oefening 1.