Vraag en aanbod hebben invloed op de prijs van producten. Door vraag en aanbod wordt er een marktprijs gevormd
Vraagkant
De prijs van een product kan laag of hoog zijn. Bij een hoge prijs zal je zien dat de vraag naar een product laag is. Denk aan een frikandelbroodje als een frikandelbroodje erg duur zou zijn zou je het minder snel kopen. Bij een lage prijs zouden juist meer mensen het willen kopen dus dan is de vraag hoog. Het kost ons dan minder om iets te kopen en dat maakt het interresanter.
Voorbeeld:
Neem bijvoorbeeld Gucci. Gucci is erg duur en het is dus voor mensen sneller minder aantrekkelijk omdat de prijzen zo hoog zijn. Een winkel zoals de Action heeft lage prijzen en dat trekt mensen aan.
Aanbodkant
Mensen die het product aanbieden willen er ook geld aan verdienen. Voor hun is een hoge prijs interresant omdat ze het dan voor veel geld kunnen verkopen. Bij een hoge prijs is het aanbod dus hoog. De makers van producten kunnen dan veel verdienen. Bij een lage prijs is het aanbod laag omdat de producenten niet zo veel kunnen verdienen aan producten. Als jij een broodje kan verkopen voor 5 euro per stuk of voor 3 euro per stuk. Jij wilt dan de hoogste prijs voor je broodje want zo verdien jij het meeste geld.
Voorbeeld:
Denk bijvoorbeeld aan een fietsenmaker. Hij verkoopt elektrische fietsen. 1 soort voor 2000 euro en 1 soort voor 1500 euro. De fiets van 2000 euro zou hij het meest willen verkopen daar verdient hij het meeste aan. Hij zou meer fietsen hebben staan van de 2000 euro fiets dan van de 1500 euro fiets.
Verandering vraag en aanbod.
De vraag en het aanbod veranderen als de prijs verandert. Als iets duurder wordt zullen minder mensen en gaan kopen en zal dus de vraag dalen. Als iets goedkoper wordt is het juist interressant voor mensen en dan zou de vraag stijgen. Bij aanbod is dit juist tegenover gesteld. Als de prijs stijgt zullen producten denken ik kan meer verdienen en dus zal het aanbod stijgen. Als de producten goedkoper worden is het voor de verkopers minder interressant en zal het aanbod dalen.
Vraag | Aanbod | |
Prijs daalt | Stijgt | Daalt |
Prijs stijgt | Daalt | Stijgt |
Voorbeeld: Coca- cola was 9 euro per 4 flessen. De prijs wordt 13 euro per 4 flessen. De mensen in de supermarkt zullen eerder denken ik pak een goedkoper merk (jumbo merk). De vraag naar coca- cola daalt. De baas van de supermarkt denkt ik kan meer verdienen aan coca- cola dus ik ga extra veel coca- cola neerzetten. Het aanbod stijgt.
Ga door naar pagina arbeidsmarkt
Je mag zelf kiezen of je de tekst leest of het filmpje kijkt.