Irregular verbs (onregelmatige werkwoorden) krijgen een eigen vorm bij de tenses: past simple en present perfect.
•Bite - bit – bitten / bijten - beet - gebeten
•Draw – drew – drawn / tekenen - tekende - getekend
•Grow – grew – grown / groeien - groeide - gegroeid
•Hang – hung – hung / hangen - hing - gehangen
•Pay – paid – paid / betalen - betaalde - betaald
•Put – put – put / zetten - zette - gezet
•Run – ran – run / rennen - rende - gerend
•Shut – shut – shut / sluiten - sloot - gesloten
•Sting – stung – stung / steken - stak - gestoken
•Swell – swelled – swollen / opzwellen - zwol op - opgezwollen
•Take – took – taken / nemen - nam - genomen
•Wake up – woke up – woken up / wakker worden - werd wakker - wakker geworden