De opstand in Hongarije in 1956
Op 5 maart 1953 overleed Stalin, de secretaris-generaal van de communistische partij van de Sovjet-Unie. Stalin heeft lang als een alleenheerser geregeerd. Na zijn dood is hij opgevolgd door Nikita Chroesjtsjov. Onder Chroesjtsjov moest het allemaal minder streng en hardvochtig gaan dan onder Stalin. Op 23 februari 1956 hield hij een toespraak waarin hij harde kritiek uitte op het beleid van Stalin. Hij beschuldigde Stalin zelfs van het plegen van massamoorden op mensen die tegen de regering van de Sovjet-Unie zouden zijn geweest. In Hongarije greep men deze verandering in de Sovjet-Unie aan om in opstand te komen tegen de eigen communistische regering van Hongarije die aan de leiband liep van de Sovjet-Unie.
De directe aanleiding van de Hongaarse opstand waren de protesten en stakingen op 28 juni 1956 in het Poolse Poznań. Wat begon als een demonstratie voor betere arbeidsomstandigheden in de Cegielskifabriek, eindigde in een bloedbad. Het leger sloeg de betoging neer en kreeg toestemming gericht te schieten op de demonstranten. Naar schatting tussen de 50 en 100 mensen werden gedood.
Studenten van de Technische Universiteit van Boedapest organiseerden uit solidariteit met de Polen een protestactie tegen dat gewelddadige optreden.
Het was het begin van de Hongaarse opstand.
Bekijk nu het onderstaande videofragment.
Burgers sloten zich bij de opstand aan en ook soldaten van het Hongaarse leger onder leiding van generaal Pál Maléter. De soldaten deelden wapens uit aan de opstandelingen. Al snel trokken Russische soldaten met tanks door de straten van Budapest. Het verzet was aanvankelijk succesvol. De regering werd verjaagd naar de Sovjet-Unie, Imre Nagy werd de nieuwe premier en János Kádár de nieuwe voorzitter van de communistische partij. Hongarije stapte uit het Warschaupact en verklaarde zich neutraal. Op 4 november 1956 vielen troepen uit het Warschaupact het land binnen en sloegen de opstand neer. Imre Nagy werd gevangengenomen en in 1958 geëxecuteerd. Hongarije kreeg een nieuwe regering onder leiding van János Kádár, die zich daar niet populair mee maakte. Ruim 200.000 Hongaren vluchtten naar het buitenland en werden onder meer in Nederland opgevangen.