Hier vind je alle begrippen die we tot nu toe hebben gehad. Deze kunnen je helpen tijdens dit leerarrangement! Dus neem deze nog even rustig voor jezelf door.
Begrippenlijst:
Fenotype: alle kenbare eigenschappen van een organisme.
Genotype: alle erfelijke eigenschappen van een organisme. (Pakketje met informatie)
Allel/gen variant: Informatie van een gen op één chromosoom.
DNA: stof waarin al onze erfelijke eigenschappen zich bevinden.
Lichaamscellen: Dit zijn alle cellen in je lichaam die 46 chromosomen bevatten (behalve de geslachtscellen)
Gen: Informatie voor bouw van eiwitten.
Geslachtscellen: Cellen die dienen voor de geslachtelijke voorplanting. Dit zijn de zaadcellen en de eicellen.
Chromosomen: Een chromosoom is de drager van al onze erfelijke informatie.
Allelenparen: 2 allelen die samen voor een erfelijk eigenschap coderen.
Basenparen: Paar van basen A-T of C-G.
Eiwitten: Stofje die de vorm en werking van je lichaam regelt.
Basen: A, T, C en G waar DNA uit is opgebouwd.
Vind je de begrippen toch nog lastig? Neem deze dan over en oefen deze op een later moment nog een keer als bijvoorbeeld memory, maak er een tekening van of maak een samenvatting voor jezelf. Dus hoe vaker je oefent hoe beter en sneller je de begrippen zult onthouden. Oefening baart kunst!