Wat moet je kennen en kunnen voor dit SE?
Je moet in staat zijn om:
- in correct Spaans jezelf voor te stellen, en om dezelfde informatie kunnen vragen aan je gesprekspartner.
- in correct Spaans te vertellen waar je woont, en om dezelfde informatie kunnen vragen aan je gesprekspartner.
- in correct Spaans iets over je familie en vrienden kunnen vertellen, en om dezelfde informatie kunnen vragen aan je gesprekspartner.
- in correct Spaans iets kunnen vertellen over huisdieren, en om dezelfde informatie kunnen vragen aan je gesprekspartner.
- in correct Spaans kunnen vertellen wat je leuk vindt om te doen, welk eten je lekker vindt, en om deze informatie kunnen vragen aan je gesprekspartner.
- in correct Spaans iets kunnen vertellen over je school en je mening hierover geven, en om deze informatie kunnen vragen aan je gesprekspartner.
- in correct Spaans kunnen vertellen over de tijd. Je moet vragen kunnen beantwoorden over de tijd en om deze informatie kunnen vragen aan je gesprekspartner.
- in correct Spaans kunnen vertellen over eten en eetgewoontes, en om dezelfde informatie kunnen vragen aan je gesprekspartner.
- in correct Spaans kunnen vertellen waar iets is of zich bevindt.
- in correct Spaans kunnen vertellen over waar en wanneer en hoe je ergens naar toegaat. Ook moet je de dagen van de week kennen.
- in correct Spaans kunnen vertellen waar iets is of zich bevindt (= gebruik werkwoord "estar + bepalingen van plaats)
- in correct Spaans kunnen vertellen waar je naar toe gaat, waar dat is, met gebruik van bepalingen van plaats.
- Iemand een opdracht kunnen geven, of reageren als iemand met een gebiedende wijs een opdracht geeft.
- in correct Spaans kunnen vertellen hoe je ergens naar toe gaat (met welk transportmiddel).
- in het Spaans vertellen in welke maand we zijn.
- de Spaanse wederkerende werkwoorden correct kunnen gebruiken.
- iets over je dag kunnen vertellen, van opstaan tot weer naar bed gaan.
- kunnen antwoorden op de vraag hoe laat je bent opgestaan / wakker geworden / hebt gedoucht etc.