De leerlijn vanuit onderbouw naar bovenbouw

 

Als leerlingen op het middelbaaronderwijs instromen, starten zij als eerste in de onderbouw, in het eerste leerjaar. Op het moment dat zij de eerste drie leerjaren hebben afgerond, gaan zij naar de bovenbouw. Om naar de bovenbouw te gaan, moeten leerlingen voldoen aan een aantal kerndoelen. Deze kerndoelen zijn opgesteld door het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap. Per vak zijn er verschillende doelen opgesteld. De doelen die voor het vak biologie zijn opgesteld kunnen goed gekoppeld worden aan de eindtermen die verwacht worden van examen leerlingen. Deze eindtermen zijn ook weergegeven in het opgestelde PTA (programma van toetsing en afsluiting) die hieronder te vinden is. Aan de hand van deze kerndoelen en eindtermen kan er een goede doorlopende leerlijn worden opgesteld. Hieronder zijn deze twee onderdelen aan elkaar verbonden.

 

‘Kerndoel 28: De leerling leert vragen over onderwerpen uit het brede leergebied om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren’ (Hoeven & Veerman, 2010).

In het biologie onderwijs wordt er veel met natuurwetenschappelijk onderzoek gedaan. In de onderbouw krijgen leerlingen de eerste stappen hierin. Zij leren hoe ze aan het werk moeten met het maken van resultaten door tekeningen te beheersen in de eerste klas. Ze leren hoe zij deze resultaten in grafieken kunnen weergeven in de tweede klas en in de derde klas gaan ze aan de gang met het zelf uitvoeren van practica (Draanen, Gommers, Jansen, Korhorn, & Rawee, 2021). Het gebruik van natuurwetenschappelijk onderzoek in de onderbouw van het voortgezet onderwijs helpt leerlingen voor te bereiden op het vervolgonderwijs, waar deze manier van leren vaak wordt toegepast.

In de bovenbouw zijn leerlingen ook bezig met het gebruik van natuurwetenschappelijk onderzoek. In de eindtermen wordt in subdomeinen A5 tot en met A9 benoemd dat leerlingen vaardig moeten zijn in verschillende natuurwetenschappelijke vaardigheden, zoals onderzoeken, ontwerpen en het gebruik van instrumentaria. Leerlingen zijn, zoals hierboven beschreven, in de onderbouw al met deze punten bezig (College voor Toetsen en Examens , 2019).

Ook in het zelf opgestelde PTA zijn deze eindtermen te zien. In sommige theoretische toetsen komen enkele van deze eindtermen voor en in alle praktische overhoringen is te zien dat deze eindtermen centraal staan.

 

‘Kerndoel 29: De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven’ (Hoeven & Veerman, 2010).

Leerlingen starten in de onderbouw met het leren van deze sleutelbegrippen. In het eerste hoofdstuk van de eerste klas leren leerlingen wanneer een organisme levend is en wanneer dit niet het geval is. Leerlingen in de bovenbouw gaan met deze kennis verder door bijvoorbeeld de verdeling tussen anorganische en organische onderdelen te kunnen onderscheiden (Draanen, Gommers, Jansen, Korhorn, & Rawee, 2021).

In de bovenbouw past dit kerndoel bij domein C waar zij naar de zelforganisatie van systemen kijken.

In het PTA is te zien dat deze onderwerpen bij elke toets naar voren komt. Met een uitzondering van enkele praktische overhoringen.

 

‘Kerndoel 30: De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden’ (Hoeven & Veerman, 2010).

In de onderbouw zijn leerlingen in de tweede klas bezig met verschillende onderwerpen over de wisselwerking tussen organismen en hun milieu. Zij leren over de manier van de voortplanting van planten en hoe het milieu hier invloed op kan hebben. Ze hebben het over de invloed van mensen op de natuur en wat precies duurzaam leven in houdt. In de bovenbouw gaan leerlingen hier mee verder. Zij lopen in de vierde klas het hoofdstuk ecologie en milieu door, welke ook in het uiteindelijke PTA wordt getoetst (Draanen, Gommers, Jansen, Korhorn, & Rawee, 2021).  

In de eindtermen staat dit kerndoel in verbintenis in subdomeinen B8 en C3, waar het gaat om regulatie van ecosystemen en zelforganisatie van ecosystemen. In het PTA komen deze subdomeinen weer terug in twee schriftelijke overhoringen, de laatste toets in 4 havo en de laatste toets in 5 havo.

 

‘Kerndoel 31: De leerling leert o.a. door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu’ (Hoeven & Veerman, 2010).

Zoals hierboven beschreven staat start een leerling met leren over de levende en niet levende natuur al vanaf de eerste klas. Leerlingen in de bovenbouw gebruiken hierbij vaak nog dezelfde begrippen die in de eerste klas ook aan bod zijn gekomen. Ook doen zij dit aan de hand van practica. In de onderbouw gaan veel leerlingen aan de slag met microscopie waarbij zij kijken naar verschillende onderdelen van cellen. Deze leerlingen zijn voornamelijk bezig met het gebruiken van vaardigheden voor de microscoop. Dit is iets wat leerlingen in de vierde en vijfde klas nog steeds gebruiken (Draanen, Gommers, Jansen, Korhorn, & Rawee, 2021).

De eindtermen van kerndoel 31 komen overeen met de eindtermen van kerndoel 29. Dit komt doordat dit kerndoel op dezelfde theoretische kennis gebaseerd is. Dit is de reden dat de eindtermen van domein C hierbij passen. Alleen past bij dit kerndoel ook de subdomeinen A5 tot en met A9, omdat dit om praktische vaardigheden gaat die leerlingen moeten kunnen.

In het PTA komen deze eindtermen ook terug. Zoals al bij kerndoel 29 beschreven stond, komt domein C bij bijna alle toetsing naar voren. Subdomeinen A5 tot en met A9 zijn vooral te zien bij de praktische opdrachten.

Verder is in de praktische opdrachten van het PTA te zien dat leerlingen een toetsing krijgen die over microscopie gaat in de vierde klas. De vaardigheden die leerlingen bij deze toets moeten gebruiken, leren zij al vanaf de eerste klas. Dit is een leerlijn die heel duidelijk in alle jaren van de onderbouw en bovenbouw doorloopt.

 

 

‘Kerndoel 32: De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie’ (Hoeven & Veerman, 2010).

Dit kerndoel komt in mindere mate voor bij het vak biologie. Dit komt doordat de kerndoelen zijn gebaseerd op het vak mens en natuur, waarbij ook vakkennis van scheikunde en natuurkunde aan bod komt. Wel staat er in de eindtermen van het vak biologie dat er van leerlingen een bepaalde voorkennis van scheikunde en natuurkunde wordt verwacht (College voor Toetsen en Examens , 2019). Leerlingen zijn daarom in de onderbouw biologie ook minimaal met deze begrippen bezig, zoals in de tweede klas te zien is bij het hoofdstuk ademhaling en verbranding. Hier komt de formule van fotosynthese aan bod (Draanen, Gommers, Jansen, Korhorn, & Rawee, 2021).

 

‘Kerndoel 33: De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze een technisch product te ontwerpen en te maken’ (Hoeven & Veerman, 2010).

Leerlingen in de onderbouw zijn met dit kerndoel op verschillende manieren mee bezig. In elk hoofdstuk zit een paragraaf waar de verschillende paragrafen van het thema samen komen. Leerlingen moeten aan de hand hiervan verschillende vragen beantwoorden door zelf antwoorden op te zoeken. Verder zijn leerlingen ook hard bezig om door praktische vaardigheden zelf producten te ontwerpen en resultaten hiervan te vergaren. Dit doen leerlingen in verschillende hoofdstukken op verschillende manieren. Vaak zijn in de onderbouw deze manieren wat eenvoudiger opgebouwd. Zij moeten stappen doorlopen om bijvoorbeeld een grafiek te tekenen, terwijl in de bovenbouw leerlingen worden gevraagd om zelfstandig hun resultaten weer te geven (Draanen, Gommers, Jansen, Korhorn, & Rawee, 2021).

In de eindtermen komt dit kerndoel voor in subdomeinen A5 tot en met A9. Hier gaat het voornamelijk om onderzoekvaardigheden. Voornamelijk in subdomein A6 speelt het ontwerpen van producten een grote rol.

In het PTA wordt subdomein A6 getoetst in de praktische overhoring waarbij ze aan de slag gaan met een praktische opdracht rondom gedrag. Leerlingen zijn hier bezig met zelf een product ontwerpen voor een probleem dat zij herkennen.

 

‘Kerndoel 34: De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen’ (Hoeven & Veerman, 2010).

Leerlingen zijn doorlopend door de onderbouw heen bezig met het menselijk lichaam. In de eerste klas starten ze met een hoofdstuk over stevigheid en beweging. In de tweede klas zijn ze bezig met voortplanting, stofwisseling en ademhaling en verbranding. De hoofdstukken bloedsomloop, erfelijkheid, voeding en vertering komen in de derde klas aan bod. In de bovenbouw wordt hierop verder gegaan met de herhaling van verschillende hoofdstukken die in de onderbouw aan bod komen, zoals genetica, voortplanting, regeling en transport. Ook op celniveau starten leerlingen in de onderbouw met de verschillen tussen dierlijke en plantaardige cellen, waar ze in de bovenbouw hier verder in detail over treden (Draanen, Gommers, Jansen, Korhorn, & Rawee, 2021).

Er zijn verschillende eindtermen die bij dit kerndoel passen. Er komen verschillende subdomeinen van de domeinen B, C, D en E in voor.

Ook in het PTA is te zien dat veel van deze subdomeinen in de toetsing worden weergegeven. In elke toets komt wel een van deze subdomeinen voor.

 

‘Kerndoel 35: De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden’ (Hoeven & Veerman, 2010).”

Leerlingen zijn veel bezig met verschillende vaardigheden in het biologie onderwijs. Het zorgen voor jezelf is ook een thema dat bij biologie veel aan bod komt. Dit is te zien aan de veiligheidsvoorschriften van practica die beschreven staan. Deze lopen door van de onderbouw tot aan de bovenbouw. Verder komen ook in verschillende hoofdstukken de gezondheid van de leerling zelf en de omgeving aan bod. Zo wordt er in de onderbouw de invloed van verslavende middelen besproken. Net als de gevaren van seksueel overdraagbare aandoeningen. Deze punten komen vervolgens ook weer in de bovenbouw aan bod.

De eindtermen die hieraan gekoppeld kunnen worden zijn D4 en B3. Deze zijn ook te zien in het PTA. Deze komen in verschillende schriftelijke toetsen aan bod.

 

Concluderend zien we dat er ontzettend veel overlap is tussen de kerndoelen die behaald moeten worden in de onderbouw en de eindtermen wat het niveau moet zijn van leerlingen die hun examen volbrengen. De theoretische leerlijn is hier duidelijk te zien. Het grote onderscheid in de onderbouw en bovenbouw zit in de taxonomieën. Als we kijken naar de taxonomie van Bloom die door Geerts & van Kralingen (2012) wordt beschreven. Leerlingen in de onderbouw zijn veel meer bezig met de eerste twee niveaus, namelijk onthouden en begrijpen, terwijl in de bovenbouw andere niveaus veel meer aan bod komen, zoals Toepassen en analyseren. Leerlingen in de bovenbouw worden veel meer verwacht om in staat te zijn verbanden te leggen en deze te kunnen analyseren.