Het desbetreffende pre-concept komt voort vanuit de methode zelf. Het boek Biologie voor jou (Gommers et al., 2019) benoemd het in de theorie foutief, waardoor de leerlingen niet beter weten. In Figuur 1 (Deel uit Biologie voor jou (Gommers et al., 2019, 37)) is het betreffende stuk tekst ook weergegeven.
Figuur 1, Deel uit Biologie voor jou (Gommers et al., 2019, 37)
Er wordt letterlijk vermeld dat het membraan van organellen semipermeabel is. Echter is het niet alleen semipermeabel, het membraan is voornamelijk selectief permeabel. Semipermeabel betekent dat het membraan alleen water door laat, echter kan het celmembraan van een organisme ook andere stoffen doorlaten. Dan wel opgeloste stoffen in het water, als grotere moleculen door middel van onder andere porie eiwitten (Reece et al., 2011).
Het pre-concept komt dus voort uit een versimpeling van de lesstof. Om het korter en bondiger weer te geven wordt vanuit de methode al onvolledige informatie gegeven. De methodes moeten keuzes maken in wat ze wel en niet vertellen. Doordat er informatie niet gedeeld wordt (omdat het anders teveel wordt) kunnen er sneller pre-concepten ontstaan. Om deze redenen is het voor docenten van belang dat ze boven de lesstof staan, zodat ze de eventuele pre-concepten op kunnen vangen en kunnen verhelderen.
Doeltreffendheid voorkomen pre-concept
Zoals hierboven is beschreven ontstaat dit pre-concept doordat er aan de leerlingen selectieve informatie wordt gegeven, die niet volledig is. Dit levert een verwarrend beeld op voor de leerling. Vaak gaat dit om abstracte onderwerpen. Deze onderwerpen, zoals het verschil tussen een selectief permeabel membraan en een semipermeabel membraan, moeten door de docenten verheldert worden. Dit kan een docent op verschillende manieren toepassen. Bij de manier die in de les hierboven is beschreven (hoofdstuk het pre-concept) wordt een manier van visualisering gebruikt. Deze manier is erg doeltreffend. Volgens Gravemeijer (2009) maken visuele representaties het mogelijk om uit de werkelijk informatie op een eenduidige manier vast te leggen en uit te wisselen. Hierdoor kunnen nieuwe inzichten en kennis ontstaan. Wel moeten deze visuele representaties dicht bij de kennis van de leerling liggen, omdat anders de afstand tussen de leerling en de kennis te groot wordt (Gravemeijer, 2009).
In de les die hierboven beschreven staat, gebeurt dit ook. Allereerst krijgen de leerlingen een uitleg over de verschillende membranen en verschillende manieren van transport door een membraan. Hieruit ontstaat een voorkennis waardoor de afstand naar de nieuwe informatie kleiner wordt. Vervolgens wordt er een werkvorm gebruikt die duidelijk laat zien dat niet elke stof door het membraan heen kan permeƫren, maar dat daar verschillende voorwaardes aan vast zitten. Door deze werkvorm toe te passen hebben de leerlingen een duidelijke visuele representatie van de van te voren uitgelegde stof.