2c. Migratie

Wanneer er over migratie gesproken wordt, wordt er een onderscheid gemaakt tussen 'immigranten' en 'emigranten'.

Vraag 8. Geef een korte omschrijving in je eigen woorden van het begrip migratie.
Vraag 9. Geef vervolgens van de begrippen 'immigranten' en 'emigranten' een korte omschrijving en leg vervolgens uit wat het verschil is tussen de twee begrippen.

 

Bij vraag 9 heb je gekeken naar immigranten en emigranten. Als je immigratie- en emigratiecijfers over een aantal jaren met elkaar vergelijkt, weet je of Nederland een immigratieland of een emigratieland is.

Bekijk deze tabel met cijfers uit 2018.

Immigratie 241.000 mensen.
Emigratie 153.000 mensen.
Migratiesaldo   88.000 mensen.


Als er meer mensen naar Nederland komen dan er vertrekken, spreken we van een positief migratiesaldo of een vestigingsoverschot. Als er meer mensen uit Nederland vertrekken dan er binnenkomen, spreken we van een negatief migratiesaldo of een vertrekoverschot.

Vraag 10. Bekijk onderstaande grafiek. Wat wordt er op de horizontale en verticale as weergegeven?
Vraag 11. Wat vind jij: is Nederland een immigratieland of een emigratieland? En waarom denk je dat?

 

Mensen kunnen om verschillende redenen migreren. Binnen het vak Aardrijskunde onderscheiden we verschillende dimensies. Onder andere de politieke dimensie, sociaal-culturele dimensie, natuurlijke dimensie en de economische dimensie.

Bekijk onderstaand filmpje tot 1.26 en beantwoord vraag 12 en 13.

Vraag 12. Leg uit wat een push factor is én wat een pull factor is.
Vraag 13. Geef vanuit alle vier de dimensies twee push factoren én twee pull factoren. Doe dit door onderstaande tabel in te vullen.